e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Siebengewald

Overzicht

Gevonden: 1788
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
hagelkruis hagelkruis: hagekruus (Siebengewald) Een in het veld geplaatst kruis ter bescherming van de oogst tegen hagelscha-de [hagelkruus, hagelkruuts?]. [N 96A (1989)] III-3-3
hak hak: hak (Siebengewald) Werktuig om de grond los te hakken, spade met een gekromd blad. Het gereedschap had een algemeen doel en diende, behalve om te wieden, ook voor andere doeleiden, zoals het schrapen (van strooisel of mest), het egaliseren van te diep uitgereden karresporen, het aanhogen van aardappelen (vergelijk het lemma Aanaardhak), enz. Deze nevendoeleinden zijn hier en daar in de benamingen terug te vinden. [N 11, 88; N 12, 45; N 15, 4 en 6a; N 18, 37, 40 en 41; JG 1a, 1b, 1c, 2c; L 42, 40; monogr.] I-5
hak om de voor af te hakken hak: hak (Siebengewald) Een hak die men (in plaats van de in het vorige lemma bedoelde schop) gebruikt om de bovenlaag van de om te spitten voor af te hakken en in de open voor te brengen. Meestal is dat een grote hak, waarvan het (doorgaans hartvormige) blad even breed is als dat van de spade. Om de voor vlak te kunnen afhakken is de hoek tussen het blad en de steel kleiner dan bij een hak waarmee men de grond loskapt. [N 11A, 149a; N 18 add.; div.; monogr.] I-1
hakken, wieden met de hak kortmaken: kǫrtmākǝ (Siebengewald) Met een hak de grond tussen (rijen van) opgroeiende planten bewerken, met het doel deze luchtig te maken en van onkruid te zuiveren. [N 15, 5; JG 1a, 1b; monogr.] I-5
half- of stiefbroer halfbroer: halfbrūūr (Siebengewald), hàlf brŭr (Siebengewald), stiefbroer: stiefbrŭr (Siebengewald) half- of stiefbroeder [DC 05 (1937)] III-2-2
half- of stiefzuster halfzuster: halfzūster (Siebengewald), hàlf zŭster (Siebengewald), stiefzuster: stiefzŭster (Siebengewald) half- of stiefzuster [DC 05 (1937)] III-2-2
halfdiep ploegen niet te diep bouwen: ni tǝ dīp˱ [bouwen] (Siebengewald) Men kan een akker, zodra het (eerste) gewas eraf is, zonder voorbewerking met een halfdiepe voor omploegen voor het volgende gewas of om hem daarna te eggen, te bemesten en diep om te ploegen. Voor (delen van) varianten in de (.. .)-vorm zie men de lemmata pleogen en halve voor. [N 11A, 110c + d; JG 1b add.; monogr.] I-1
halfmis halfmis: halfmes (Siebengewald) Het moment waarop de mis op de helft is, wat de duur betreft [halfmis, hauvermès?]. [N 96B (1989)] III-3-3
halfronde vijl halfronde grove vijl: halǝfrǫndǝ grǫvǝ vīl (Siebengewald) Vijl waarvan het stalen blad een halfronde en een vlakke kant heeft. Meestal loopt het blad vanaf het midden smaller en dunner uit. De vijl wordt gebruikt voor het bewerken van vlakke, holle en bolle werkstukken. Zie ook afb. 101. [N 33, 87; N 64, 53b] II-11
halfvasten(zondag) halfvasten: halfvaaste (Siebengewald) De vierde zondag van de vasten [haufvaste, halfvaste, körfkeszoondig]. [N 96C (1989)] III-3-3