e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Siebengewald

Overzicht

Gevonden: 1788
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
jongen met wie een meisje verkering heeft liefste: liefsten (Siebengewald), vrijer: vreĕjer (Siebengewald), vrĭ-jer (Siebengewald) Hoe noemt men den jongen met wien men verkeering heeft? (Hoe noemt men hem, wanneer men met hem verloofd is?) [DC 05 (1937)] III-2-2
jongen met wie men verloofd is jong: mien jong  jòng (Siebengewald), liefste: mien -  liefsten (Siebengewald), vrijer: vreĕjer (Siebengewald) Hoe noemt men hem, wanneer men met hem verloofd is? (Hoe noemt men den jongen met wien men verkeering heeft?) [DC 05 (1937)] III-2-2
jurk kleed: we zulle dèt kleed helemoal uut tren motte torre vur we ⁄t kunne verandere (Siebengewald) Jurk. We zullen die jurk helemaal moeten lostornen voor we ’m kunnen veranderen. [DC 39 (1965)] III-1-3
kaal (zijn), kaal hoofd kaal: kaal (Siebengewald) De man is kaal [DC 42B (1967)] III-1-1
kaars kaars: ke̝ͅrts (Siebengewald) kaars [RND] III-2-1
kaarsenaansteker kaarsenaansteker: keͅrsə anstēͅkər (Siebengewald) De kaarsenaansteker en -dover: een lange stok voorzien van een hoorntje om kaarsen te doven, en een aangehechte wasdraad om kaarsen aan te steken [domper, doofhoedje, kaarsenhoorntje, kaarsenaansteker?] . [N 96B (1989)] III-3-3
kaarsenbak kaarsenbak: keͅrsəbak (Siebengewald) De houder, waarin brandende kaarsen gezet kunnen worden, meestal voor een heiligenbeeld [kaarsenbak?]. [N 96A (1989)] III-3-3
kaarsenpit pit: pit (Siebengewald) De katoenen draad in het midden van een kaars [pit, wiek, lemmet?]. [N 96B (1989)] III-3-3
kaarten (ww.) kaarten: kâ:rtə (Siebengewald) kaarten [RND] III-3-2
kaas kaas: kéés (Siebengewald) kaas [RND] III-2-3