24925 |
laag grond |
laag:
loag (Q116p Simpelveld)
|
laag (znw.) [SGV (1914)]
III-4-4
|
33659 |
laaggelegen weidegrond |
broek:
brox (Q116p Simpelveld)
|
Laaggelegen, vaak natte weidegrond, die men meestal gebruikt om te hooien. Vergelijk ook lemma 1.3.3 ɛbeemdɛ.' [N 14, 52; N P, 5; JG, 1a, 1b; S 5; A 10, 4; RND 20; L 19b, 2aI; Vld.; monogr.]
I-8
|
33699 |
laagte in het landschap |
del:
dɛl (Q116p Simpelveld),
laagte:
liǝgdǝ (Q116p Simpelveld)
|
Een laagte in het landschap in het algemeen. Vergelijk ook lemma 1.2.8 ɛlaagte in een akkerɛ.' [L 29, 30; Wi 11; A 10, 4; S 20]
I-8
|
19668 |
lade |
schot:
šōͅs (Q116p Simpelveld)
|
lade
III-2-1
|
27367 |
laden |
laden:
lānǝ (Q116p Simpelveld)
|
De kar laden. Vergelijk ook WLD I, afl. 4, p. 84 ev [JG 1a, 1b; L 37, 14; Wi 33, 39; add. bij N 18]
I-10
|
27854 |
lading |
vracht:
vrāt (Q116p Simpelveld)
|
Datgene wat op de kar of kruiwagen wordt geladen. [JG 1a, 1b; Wi 52; monogr.]
I-10
|
22562 |
lage kaart(en) |
luie, een ~:
läu (Q116p Simpelveld)
|
Lage speelkaart.
III-3-2
|
31215 |
lagerkussen |
lager:
lāgǝr (Q116p Simpelveld)
|
In het algemeen een metalen blok waarin de as van een tandrad, vliegwiel, etc. rust en ronddraait. [N 33, 246]
II-11
|
18147 |
lam |
lam:
lam (Q116p Simpelveld),
lamp (Q116p Simpelveld),
lām (Q116p Simpelveld),
lammetje:
lɛmšǝ (Q116p Simpelveld),
schaapje:
šø̜̄fšǝ (Q116p Simpelveld)
|
Jong van het schaap in het algemeen. Zie afbeelding 5. [N 70, 3; R 3, 36; S 20; Wi 5; Wi 12; L 20, 22c; L 6, 25; L 1a-m; JG 1a, 1b; AGV, m 3; A 2, 45; A 2, 1; A 4, 22c; Vld.; monogr.]
I-12
|
19584 |
lamp |
lamp:
lamp (Q116p Simpelveld)
|
lamp [SGV (1914)]
III-2-1
|