e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=Q116p plaats=Simpelveld

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
leggen leggen: lêge (Simpelveld) leggen [SGV (1914)] III-1-2
lekkerbek feinschmecker (d.): fijnsjmèkkər (Simpelveld), peuzelaar: puuzelaer (Simpelveld) lekkerbek; Hoe noemt U: Iemand die goed kan eten (lekkerbek, lekkertand, likkebaard, fijnbek, smulbaard, smuiger) [N 80 (1980)] III-2-3
lelietje-van-dalen meiklokje: meikluksjke (Simpelveld) lelietje-van-dalen [DC 57 (1982)] III-4-3
lende lende: linge (Simpelveld) lendenen [SGV (1914)] III-1-1
lente, voorjaar vroegjaar: vrugkoar (Simpelveld) lente [SGV (1914)] III-4-4
lepelboor lepelboor: lɛfǝlbǭr (Simpelveld) Boorijzer voor hout met een lepelvormig uiteinde. Het snijvlak van de boor is half bolvormig. Zie ook afb. 74b. De lepelboor wordt door verschillende houtbewerkers gebruikt. De wagenmaker boort er onder meer de voorgeboorde naven van karwielen verder mee uit zodat daar vervolgens de naafbus in geplaatst kan worden. [N 33, 329; N 53, 162a; N G, 31c; monogr.] II-12
leren, studeren studeren: sjtoedeere (Simpelveld) studeeren [SGV (1914)] III-3-1
leunstoel grote stoel: grūsə štōl (Simpelveld), sessel (d.): zeͅsəl (Simpelveld), zorg: zørx (Simpelveld) leuningstoel [SGV (1914)] || leunstoel III-2-1
leverworst leverworst: lēēvərwoesj (Simpelveld), lèeverwôesj (Simpelveld), léévərwōēəsj (Simpelveld), léévərwôêsj (Simpelveld) leverworst; Hoe noemt U: Worst met lever als hoofdbestanddeel (lol, leverworst, leverpens) [N 80 (1980)] III-2-3
lichaam lijf: lief (Simpelveld) lichaam [SGV (1914)] III-1-1