20492 |
likken |
lekken:
lèkkə (Q116p Simpelveld),
lèkə (Q116p Simpelveld),
lékkə (Q116p Simpelveld),
likken:
likkə (Q116p Simpelveld),
lotsen:
lŏĕtsjə (Q116p Simpelveld)
|
likken; Hoe noemt U: Met de tong over iets heen en weer gaan om zo het voedsel op te nemen (likken, lekken, leppen) [N 80 (1980)]
III-2-3
|
24821 |
lindeblad |
lindeblad:
lingeblat (Q116p Simpelveld)
|
lindeblad [SGV (1914)]
III-4-3
|
21478 |
liniaal |
regel:
regel (Q116p Simpelveld, ...
Q116p Simpelveld)
|
een dunne rechte lat met een maatverdeling om er lijnen langs te trekken [liniaal, linie, regel, regelet] [N 90 (1982)] || liniaal [SGV (1914)]
III-3-1
|
31400 |
linkse boor |
linksdraaiend:
leŋks˱drīǝnǝnt (Q116p Simpelveld)
|
Boorijzer waarbij de borende werking optreedt wanneer het linksom gedraaid wordt. [N 33, 158a]
II-11
|
28772 |
linnen, linnengoed |
lijnen:
liŋǝ (Q116p Simpelveld)
|
Weefsel uit vlas- of hennepgaren vervaardigd. Lijnwaad. [N 62, 77; N 59, 201; N 62, 75f; L 1a-m; L 30, 30a; L 30, 30b; L B1, 95; MW; Wi 18 en 55; S 22; monogr.]
II-7
|
17617 |
lip |
lip:
lip (Q116p Simpelveld, ...
Q116p Simpelveld),
lìp (Q116p Simpelveld)
|
lip [DC 01 (1931)], [RND], [SGV (1914)]
III-1-1
|
31599 |
lip van een hoefijzer |
hoefijzerkap:
hof˱īzerkap (Q116p Simpelveld)
|
Het opstaand lipvormig gedeelte aan de voorzijde aan het hoefijzer. De lip voorkomt het naar achter opschuiven van het hoefijzer. Zie ook afb. 222. Ook aan de zijkanten van het hoefijzer kunnen lippen worden aangebracht. Dit gebeurt als het paard brokkelende hoeven heeft of wanneer het hoefijzer de neiging heeft naar binnen te verschuiven. Zie ook het lemma ɛbrokkelhoefɛ in WLD i.9, pag. 102.' [N 33, 356; JG 1b; monogr.]
II-11
|
18967 |
list |
fint:
fint (Q116p Simpelveld),
flans:
flans (Q116p Simpelveld)
|
fint (list, barstje) [SGV (1914)]
III-1-4
|
18051 |
litteken |
lijnteken:
lientseeche (Q116p Simpelveld)
|
litteken [SGV (1914)]
III-1-2
|
34133 |
loeien van de koe in het algemeen |
beuken:
būǝkǝ (Q116p Simpelveld)
|
[N 3A, 5a; JG 1a, 1b; Gwn V, 8; Wi 57; monogr.]
I-11
|