e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=Q116p plaats=Simpelveld

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
mesvijl mesvijl: mɛts˲vil (Simpelveld) Vijl die wordt gebruikt voor het vijlen van zeer scherpe hoeken. Het blad van deze vijl lijkt op het blad van een mes en loopt naar de punt toe spits uit. Zie ook afb. 105. [N 33, 95] II-11
met compost bestrooien (de wei) bemesten: bǝmę.stǝ (Simpelveld), (de wei) mesten: mę.stǝ (Simpelveld) Weiland bemesten met compost. Omdat er gras- en onkruidzaden in kunnen zitten, wordt mengmest gewoonlijk niet op akkerland aangewend. [N 11, 22 + 25 add.; N 11A, 38; monogr.] I-1
met de zweep slaan of geluid geven kloppen: klǫpǝ (Simpelveld) Het slaan met de zweep brengt een knallend geluid voort. Terwijl in de enquête van J. Goossens het werkwoord zwepen in de jaren vijftig enkel voor Achel (L 282) en Hamont (L 286) werd opgetekend, vermeldt de enquête van P. Willems (1885)het nog voor een groot aantal gemeenten uit de beide Limburgen. Zie in dit verband ook ros voor "paard" (WLD I, afl. 9, p. 5). [JG 1a, 1b, 2c; L 8, 141a; Wi 42; monogr.] I-10
met een drijftol spelen knolen: knole (Simpelveld) Kinderspel met tol en zweepje. III-3-2
met een voor spitten met één voor graven: met˱ ̇ęi̯n vū ̞ǝr [graven] (Simpelveld) Manier van spitten, waarbij men - achterwaarts gaande - de ene voor naast de andere graaft en de uitgestoken aarde omgekeerd in de open voor deponeert. Uit minder specifieke termen als (om)spaden en (om)graven kan worden afgeleid, dat ter plaatse meestal in voren wordt gespit. Voor (delen van) varianten in de (...)-vorm zie men het lemma spitten. [N 11, 65b; N 11A, 148a; monogr.] I-1
met kleine hapjes eten knibbelen: knĭĕbələ (Simpelveld), moffelen: moeffelə (Simpelveld) Hoe noemt U: Druk eten met kleine hapjes (busselen) [N 80 (1980)] III-2-3
met paard en kar rijden varen: vārǝ (Simpelveld) [JG 1b, 2c; N 8, 100; Wi 33; monogr.] I-10
met paard en koets rijden, paardrijden rijden: rii̯ǝ (Simpelveld) Het paard besturen als het voor de koets gespannen is, of als het als rijdier gebruikt wordt. Deze twee begrippen worden terminologisch niet onderscheiden. [JG 1a, 1b; Wi 29; monogr.] I-10
met snelheid over iets heen vliegen vliegen: vluugə (Simpelveld) vliegen: Met snelheid over iets heen ~ (snoeken). [N 84 (1981)] III-1-2
met tegenzin tegen wil en dank: tegen wil en daank (Simpelveld), tegen zijn goesting: tegen zenne gosting (Simpelveld) tegen heug en meug [SGV (1914)] III-1-4