25101 |
met tussenpozen regenen |
guts:
gèùtsj (Q116p Simpelveld)
|
af en toe regenen [veuren] [N 81 (1980)]
III-4-4
|
32803 |
met vollen eggen |
met vollen [eggen]:
met ˲v˙ǫlǝ (Q116p Simpelveld)
|
Manier van eggen waarbij men na het keren de volgende egbaan niet meteen bij de vorige laat aansluiten. Men laat tussen de baan die op de heenweg geëgd werd, en de baan die men op de terugweg trekt, telkens een strook ongeëgd liggen. Die strook kan in breedte variëren. Op de volgende heenweg wordt die strook of een deel daarvan "vol" geëgd. Op de volgende terugweg laat men dan weer een strook onbewerkt. Men kan telkens één "vol" laten liggen, maar ook twee of meer; zie de afb. 74, 75 en 76. Er wordt a.h.w. in spiraalachtige ronden geëgd. Dit doet men vooral om op de einden van de akker ruimer en sneller te kunnen draaien. Het paard hoeft dan minder stappen te zetten en de eg hoeft daarbij niet omgelegd of omgetrokken te worden. Voor het werkwoordelijk deel van de meeste termen en de weglating daarvan bij de varianten zie men de toelichting op het lemma ''eggen''.' [JG 1a + 1b + 1c + 2c; N 11, 83; N 11A, 176b; monogr.]
I-2
|
31434 |
metaalbeugelzaag |
ijzerzeeg:
īzǝrzɛ̄x (Q116p Simpelveld)
|
Handzaag voor metaal waarbij het blad in een ijzeren beugel is gespannen. Zie ook afb. 136. [N 33, 250; N 33, 330; N 53, 10; N 64, 2a-b; monogr.]
II-11
|
29920 |
metselaar |
murer:
mȳrǝr (Q116p Simpelveld),
mūǝrǝr (Q116p Simpelveld)
|
Ambachtsman die metselwerk verricht. Zie ook de toelichting bij de lemmata 'metselen' en 'handlanger'. [Wi 2; S 23; L 1a-m; L 17, 30; L B1, 103; RND 46; N 30, 1a; N 95, 159; monogr.; Vld]
II-9
|
29921 |
metselen |
muren:
mūrǝ (Q116p Simpelveld)
|
Bij de bouw van stenen huizen met behulp van mortel de afzonderlijke stenen tot een samenhangend, vast geheel verbinden. [Wi 57; S 23; L 1a-m; L 31, 21; N 30, 1b; monogr.]
II-9
|
20513 |
metworst |
belster:
belstər (Q116p Simpelveld),
braadworst:
braoətwôêsj (Q116p Simpelveld),
droogworst:
druugwoesj (Q116p Simpelveld),
metworst:
metwoeəsj (Q116p Simpelveld)
|
metworst; Hoe noemt U: Worst met gehakt (varkens)vlees (metworst, snijworst, saucisse) [N 80 (1980)]
III-2-3
|
20123 |
miauwen |
miauwen:
WBD/WLD
miauwə (Q116p Simpelveld)
|
Hoe noemt u het gewone stemgeluid van een kat (mauwen, kajauwen, jauwen, lollen, miauwen, janken, rallen) [N 83 (1981)]
III-2-1
|
24901 |
middag (s middags) |
middag:
midig (Q116p Simpelveld)
|
middag [RND]
III-4-4
|
17838 |
middagdutje |
middagslaapje:
middagsjlöfche (Q116p Simpelveld),
noenslaapje:
noonsluipke (Q116p Simpelveld, ...
Q116p Simpelveld),
unger:
ungər (Q116p Simpelveld)
|
middagdutje [SGV (1914)] || middagdutje (een - doen} [SGV (1914)] || Slaapje na het middagmaal; middagdutje (noenslaap, middagslaap, dutje, loertje, dutten). [N 84 (1981)]
III-1-2
|
17839 |
middagdutje doen |
middagslaapje doen:
ee middagsjlöfche doen (Q116p Simpelveld),
ungeren (ww.):
ungərə (Q116p Simpelveld)
|
middagdutje (een - doen} [SGV (1914)] || middagdutje doen (dutten). [N 84 (1981)]
III-1-2
|