e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=Q116p plaats=Simpelveld

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
slijpsteenbak, slijpstelling waterbak: wasǝrbak (Simpelveld) Op een houten of ijzeren onderstel bevestigde en met water gevulde metalen bak waarin een slijpsteen draait. De as van de slijpsteen rust daarbij op twee aan de waterbak bevestigde lagers. [N 33, 270] II-11
slikken slikken: sjlikkə (Simpelveld, ... ) slikken; Hoe noemt U: Voedsel of drank door de keel uit de mond naar de maag brengen (slikken, slokken, halzen) [N 80 (1980)] III-2-3
slim klug (du.): kloeg (Simpelveld), loos: loas (Simpelveld), schlau (du.): sjlauw zieə (Simpelveld), viefig: fiefig (Simpelveld), vlot van verstand: flot va versjtank (Simpelveld) een zeer goed verstand hebbend en zeer vlug van begrip [schrander, slim, hel] [N 85 (1981)] || schrander [SGV (1914)] || vlug van begrip [vinnig, rap] [N 85 (1981)] III-1-4
slimmerik schlauberger (du.): sjlauwbergər (Simpelveld), schlaue, een - (< du.): sjlauwə (Simpelveld) een vindingrijk persoon [fijnaard, finard] [N 85 (1981)] III-1-4
sloffen slammelen: sjlammələ (Simpelveld) sloffen: Zodanig lopen dat de zool over de grond schuift (sloffen, slerven, klossen). [N 84 (1981)] III-1-2
slok klotsje: klütsjke (Simpelveld), slok: sjlōēk (Simpelveld), sjlŏĕk (Simpelveld, ... ), slŏĕk (Simpelveld) slokje || teug; Hoe noemt U: De hoeveelheid drank of vloeistof die men in een keer in de mond neemt en doorslikt (teug, slok, zjats) [N 80 (1980)] III-2-3
slons (slodder?) slodder: sjlŏŏder (Simpelveld) slons [SGV (1914)] III-1-4
sluipen schleichen (du.): sjliechə (Simpelveld) Sluipen: zich in alle stilte voortbewegen zodat niemand het merkt (sluipen, kruipen, slippen, gluipen). [N 84 (1981)] III-1-2
sluis erk?: erk (Simpelveld) de inrichting waardoor twee wateren naar believen gescheiden of met elkaar in verbinding gebracht kunnen worden (sluis, erk, sas) [N 90 (1982)] III-3-1
slurpen lepsen: lepsje (Simpelveld), sloeveren: sjloevərə (Simpelveld), slurpen: sjlurpe (Simpelveld), sjlurpə (Simpelveld, ... ), sjlörpə (Simpelveld) slorpen [SGV (1914)] || slurpen; Hoe noemt U: Drank of vloeibaar voedsel hoorbaar opzuigen (slorpen, slurpen, slierpen, lerpen, lerwen, zabberen, slobberen) [N 80 (1980)] || slurpend drinken III-2-3