e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=Q116p plaats=Simpelveld

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
sluwe persoon geraffineerde, een -: raffineerdə (Simpelveld), uitgekookte, een -: oesgekoachdə (Simpelveld) een vindingrijk persoon maar in ongunstige zin [kuilotter] [N 85 (1981)] III-1-4
smaken smaken: sjmaache (Simpelveld) smaken [SGV (1914)] III-2-3
smakken klatsen: klatsje (Simpelveld), pletsen: plètsjə (Simpelveld), smakken: sjmàkkə (Simpelveld), sjmàkə (Simpelveld), smekken: schmékkə (Simpelveld) smakken; Hoe noemt U: Hoorbaar eten, een klappend geluid maken met de lippen of de tong bij het eten (smakken, smekken, smiksen) [N 80 (1980)] || smakkend onbehoorlijk eten III-2-3
smalen afmaken: afmaache (Simpelveld, ... ), chicaneren (<fr.): chicaneere (Simpelveld, ... ) smalen [SGV (1914)] III-1-4, III-3-1
smalle afgesloten ruimte voor het boogschieten schietbaan: sjisbaan (Simpelveld) doelen [SGV (1914)] III-3-2
smalle weg, pad paadje: pētšǝ (Simpelveld), voetpad: vospat (Simpelveld) Een smalle weg, een pad in het algemeen. In L 40, 25 werd gevraagd naar de dialectwoorden voor ø̄een smalle weg, een padø̄ en in N M, 5 naar die voor ø̄een pad of een veeweg door een weiø̄. Omdat er in de antwoorden op beide vragen veel overlapping zat, zijn deze in √©√©n lemma ondergerbacht. Uiteraard duiden woorden als veeweg, weiweg, koegang e.a. specifiek op een weg door een wei. [N M 5; N P, 2; S 27; L 40, 25; R I, 3; A 25, 6 add.; L 19B, 6; monogr.] I-8
smeden smeden: šmejǝ (Simpelveld), šmējǝ (Simpelveld), šmę.jǝ (Simpelveld) In het algemeen de vorm van, doorgaans gloeiende, stukken metaal veranderen door ze met een hamer te bewerken. Bij het ɛuitsmedenɛ en ɛuithalenɛ wordt de lengte of de vorm van het stuk metaal groter, terwijl de dikte afneemt. Zie ook het lemma "uitsmeden van een splits" en het lemma "uittrekken, uithalen" in Wld II.3, pag. 140. Bij het (op)stuiken wordt de dikte van het metaal vergroot, terwijl de lengte afneemt. Tot het smeedwerk wordt ook het lassen gerekend. Zie ook de toelichting bij deze lemmata.' [N 33, 1c; Wi 39; S 33; monogr.] II-11
smeedtang eendenbek: ɛndǝbɛk (Simpelveld), leeuwenbektang: līwǝbɛktsaŋ (Simpelveld), platte tang: platǝ tsaŋ (Simpelveld), rondbektang: roŋk˱bɛktsaŋ (Simpelveld), smeedtang: šmējtsaŋ (Simpelveld) In het algemeen de tang waarmee tijdens het smeden stukken metaal worden vastgehouden en verplaatst. Om een werkstuk in de bekken van de tang vast te klemmen worden de benen van de smeedtang met behulp van een ring of haak gesloten gehouden. Zie ook het lemma "tangring, tanghaak". Smeedtangen zijn doorgaans van gesmeed ijzer vervaardigd en worden vaak door de smid zelf gemaakt. Zij kunnen dan ook veel verschillende vormen en afmetingen hebben die meestal bepaald worden door de werkstukken die er mee moeten worden vastgehouden. Zie ook afb. 39 en 40. [N 33, 34a-b; N 33, 380; N 66, 24; monogr.] II-11
smeerolie smeeröl: šmīrø̜̄l (Simpelveld) Olie die wordt gebruikt bij het smeren van de draaiende delen van een machine. [N 33, 307] II-11
smeerpoes smeerkanis: sjmierkanes (Simpelveld) smeerpoes [SGV (1914)] III-1-4