e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=Q116p plaats=Simpelveld

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
uit de voor schieten uit de voor schieten: ū.s ˲dǝ vū ̞r še.sǝ (Simpelveld) Als men bij het ploegen op een hard voorwerp (b.v. een steen) stoot, of als men met name bij een voetploeg de staart niet vast of niet goed recht houdt, kan de ploeg uit de voor schieten: het ploeglichaam belandt dan in de vorige voor. [JG 1a;N 11A, 124b] I-1
uitdenken uitprakkiseren: oesprakkəzeerə (Simpelveld) door nadenken ontwerpen; verzinnen [uitfineren, figeleren, uitprakkezeren, bedenken] [N 85 (1981)] III-1-4
uiteenploegen uitereenslaan: usǝrē.šlǭǝ (Simpelveld) Manier van ploegen (met een "enkele" ploeg), waarbij de voren in de richting van de zijkanten van de akker worden omgekeerd. Nadat men aan een van beide zijden de eerste voor heeft geploegd, laat men de ploeg slepend over de wendakker gaan naar de andere zijde, om daar de tweede voor te ploegen. Via de andere wendakker verplaatst men zich weer naar de overzijde. Achtereenvolgens ploegt men nu de 3e voor tegen de Ie, de 4e tegen de 2e, enz. Terwijl de sleepweg van de ploeg over de wendakkers steeds korter wordt, komen de beide voren dichter bij elkaar te liggen, totdat zij midden op de akker bij elkaar komen en daar een greppel of laagte vormen. Voor de termen aanschieten op de reen en op de reen beginnen zie men ook het lemma de eerste voor ploegen, onder C. [N 11, 48; N 11A, 121a; JG 1a + 1b; A 33, 1a + b; monogr.] I-1
uitgaanskleren zondagskleren: zoondeskleier (Simpelveld) De kleren die men draagt als men uit gaat. [DC 62 (1987)] III-1-3
uitgieten uitschudden: oessjudde (Simpelveld) een vloeistof al gietende doen vloeien uit een kan, fles etc. [storten, plassen, klassen, schenken, uitgieten] [N 91 (1982)] III-4-4
uithoren uitvragen: oesvroage (Simpelveld) uitvorschen [SGV (1914)] III-3-1
uitleggen duidelijk maken: duutliech maachə (Simpelveld), uitleggen: oeslèggə (Simpelveld) duidelijk maken, uitleggen [uitduiden, uitbeduiden] [N 85 (1981)] || het verklaren, uitleggen [uitleg, bedied, bedietsel] [N 85 (1981)] III-3-1
uitschelden schelden: sjelde (Simpelveld) schelden [SGV (1914)] III-3-1
uitslag onder de neus zweren: sjwearə ongər de naas (Simpelveld) Uitslag, zweren onder de neus (futsel, logistgast). [N 84 (1981)] III-1-2
uitwerpselen van koeien koeflat: kou̯flat (Simpelveld) [N M, 8a; A 9, 24a; JG 1a, 1b; N 11A, 40a; monogr.; add. uit N 5A (I] I-11