34272 |
vaste uitwerpselen |
keutelen:
kytǝlǝ (Q116p Simpelveld)
|
In de vragen L 20, 22f en A 4, 22f werd ook gevraagd naar het gebruik van schapenmest. Uit de antwoorden blijkt dat schapenmest kon dienen als bemesting in het algemeen en als weiland- en bloembemesting. Ook vermengde men schapenmest met stalmest. Schapenmest werd wel eens gebruikt om stokbomen in te planten. [N 77, 122; L 20, 22f; A 4, 22f; A9, 24c]
I-12
|
33363 |
vaste voer- en drinkbak |
krib:
krø.p (Q116p Simpelveld),
krøp (Q116p Simpelveld)
|
De opgemetselde bak of goot, soms in vakken verdeeld, die vóór de koeien langs loopt, waaruit de koeien eten en drinken. De hoogte van de bak verschilt van plaats tot plaats. Het water wordt het laatst in de bak gedaan. De bak is dan meteen schoon. Zie ook het vorige lemma "voer- en drinkgoot" (2.2.14). Zie ook afbeelding 10 bij het lemma "koeienstand" (2.2.23). [N 5A, 37b; N 4, 76; N 5, 96; L 1, a-m; L A1, 174; S 19; Wi 4; monogr.; add. uit N 5A, 37a; A 10, 10]
I-6
|
22648 |
vastenavond |
vastelavond:
Vasteloavend (Q116p Simpelveld),
vasteloavend (Q116p Simpelveld),
vastenavond:
vastənoͅ.vənt (Q116p Simpelveld)
|
Carnaval. || vastenavond [RND] || Vastenavond [SGV (1914)]
III-3-2
|
23332 |
vastendag |
vasteldag:
vesteldaag (Q116p Simpelveld),
vastendag:
vastedaach (Q116p Simpelveld)
|
vastendag [SGV (1914)]
III-3-3
|
23331 |
vastentijd |
vasten:
vaste (Q116p Simpelveld)
|
vasten [SGV (1914)]
III-3-3
|
34266 |
vee |
dieren:
dēǝrǝ (Q116p Simpelveld),
vee:
viǝ (Q116p Simpelveld)
|
Alle huisdieren samen: paarden, runderen en kleinvee. Vergelijk het lemma ''veestapel'' (13.12) in deze aflevering. [A 11, 4; JG 1a; RND 4, 31; RND 7, 31; RND 8, 31; RND 10, 31; Wi 52; N C, add.; Vld.; monogr.]
I-11
|
20503 |
veel drinken |
tetteren:
tettere (Q116p Simpelveld),
zuipen:
zoefə (Q116p Simpelveld),
zōēffə (Q116p Simpelveld),
zōēfə (Q116p Simpelveld)
|
drinken; Hoe noemt U: Veel en met graagte drinken (loeriën, leerzen) [N 80 (1980)] || flink drinken
III-2-3
|
20497 |
veelvraat |
keus:
streep onder de eu
keus (Q116p Simpelveld),
vreetbeer:
vréésbééjər (Q116p Simpelveld),
vreetpans:
vrééspánsj (Q116p Simpelveld),
vreetzak:
vrèèszak (Q116p Simpelveld),
vreterd:
vrèèsət (Q116p Simpelveld)
|
veelvraat; Hoe noemt U: Iemand die gulzig is, gulzigaard (vraat, fretter, veelvraat, doorjager) [N 80 (1980)]
III-2-3
|
26703 |
veengrond, stuk niet ontgonnen hei of woeste grond |
ven:
ven (Q116p Simpelveld)
|
Een stuk grond waarop het mogelijk is een bepaald soort turf te steken. [I, 3; N 27, 4a; N 27,18a; S 39]
II-4
|
24262 |
veer |
veer:
vear (Q116p Simpelveld, ...
Q116p Simpelveld)
|
veer: elk der huidbekleedsels van een vogel bestaande uit een buisje dat aan weerszijden baarden en baardjes draagt (pluim, veer) [N 83 (1981)]
III-4-1
|