e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=Q116p plaats=Simpelveld

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
vreugde freude (du.): vruit (Simpelveld), spa (du.): sjpàs (Simpelveld) een gevoel van blijdschap in het algemeen [plezier, lol, vreugd] [N 85 (1981)] || vreugde [SGV (1914)] III-1-4
vriend vriend: ene trujje vrunk (Simpelveld), vrunk (Simpelveld), vrøŋk (Simpelveld) trouwe {een - vriend} [SGV (1914)] || vriend [SGV (1914)] || vriend(in) [RND] III-3-1
vriezenx vriezen: vrizze (Simpelveld) vriezen [SGV (1914)] III-4-4
vroegmis eerste mis: də i.əsjtə mês (Simpelveld), vroegmis: vrø.mɛs (Simpelveld) vroegmis [RND] III-3-3
vrolijk goede zin: gowwe zin han (Simpelveld), spass (du.) haan: sjpàs han (Simpelveld) een opgeruimde, lichte, blijde stemming hebbend [vrolijk, herpsat, leutig] [N 85 (1981)] || vrolijk zijn aan maaltijden e.d. [doven] [N 85 (1981)] III-1-4
vrouw vrouw: vro.uw (Simpelveld), vroͅuw (Simpelveld), wits de, wê die vrouw woar (Simpelveld), wijf: wat vur ein (Simpelveld) vrouw [RND], [RND] || wie {weet je, - die vrouw was?} [SGV (1914)] III-3-1
vrouw in het kaartspel dame: dam (Simpelveld) 2. Dame in kaartspel. III-3-2
vrouwelijk lam germ: germ (Simpelveld) [L 34, 34; L 20, 22c; A 4, 22c; A 2, 45; R 3, 36; N 70, 3; N 19, Q 111 add.; AGV m 3; monogr.] I-12
vrouwelijk schaap in het algemeen melkschaap: melxšoǝf (Simpelveld) De benamingen voor "vrouwelijk schaap" beantwoorden vooral aan de drie woordtypen ooi/ooitje, germ/germpje en het algemene woord schaap. Ten aanzien van het woordtype germ kan men opmerken dat het woord in nogal wat plaatsen kan duiden op het vrouwelijk schaap dat nog niet gelamd heeft. [JG 1a, 1b, 1c, 2c; R 3, 35; A 4, 22b; AGV, m3; L 1a-m; L 5, 30a; L 29, 32; L 20, 22b; L B2, 318; monogr.; S 23, Q 113 add.] I-12
vrouwelijk varken zou: zou̯ (Simpelveld), zōu̯ (Simpelveld) Vrouwelijk varken. Ten aanzien van gelt wordt opgemerkt dat het synoniem is met zeug (L 416), dat het een vrouwelijk, niet gedreven varken is (L 312, 353), dat het een vrouwelijk varken is dat niet dient voor de kweek (L 282, 286, 313, 315, 316, 354, 355, 356) of juist wel voor de kweek is bestemd (K 278). Verder kan het een oud woord zijn voor de zeug (L 354, 355) en kan het op een gesneden, vrouwelijk varken duiden (L 312). Oorspronkelijk duidde gelt op het gecastreerde vrouwelijk varken. In de loop van deze eeuw is men gelt ook gaan gebruiken voor het vrouwelijk varken. [L 20, 4a; L 14, 13; L 3, 2a; JG 1a, 1b, 1c, 1d, 2c; A 4, 4c; Wi 9; NE 1, 12; NE 2.I.8; AGV K1; R XII, 46; Gwn 5, 11; N M, 22 add.; N C, add.; Vld.; monogr.] I-12