e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=Q116p plaats=Simpelveld

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
vrouwelijke duif zij: zeej (Simpelveld), zij (Simpelveld, ... ) Duivin. || Wijfjesduif. [SGV (1914)] III-3-2
vrouwelijke eend eend: ęnt (Simpelveld) [L 1a-m; JG 1a, 1b; S 18; A 6, add.] I-12
vrouwelijke gans hoen: hōn (Simpelveld) [A 6, 5b; L 1a-m; JG 1a, 1b; S 9; monogr.] I-12
vrouwelijke kip hoen: hon (Simpelveld), h˙on (Simpelveld), h˙ǫn (Simpelveld) De hen is het wijfje van het tamme huishoen. [N 19, 37; Wi 13; Wi 14; Wi 17; NE II, 10; Gwn 5, 14; A 11, 1c; A6, 1b; L 6, 20a; L 22, 22; L 28, 35; L 42, 5; L 33, 20; L 34, 12; L 34, 13; JG 1a, 1b; S 14; L 1a-m; Vld.; monogr.] I-12
vrouwenkleren vrouwluiskleren: vrouwluutskleier (Simpelveld) Vrouwenkleren. [DC 62 (1987)] III-1-3
vrouwenondergoed vrouwluisonderwas: vrouwluutsongerwesch (Simpelveld) Ondergoed voor vrouwen. [DC 62 (1987)] III-1-3
vrouwenonderhemd? onderhemd: ongerhemp (Simpelveld) Onderhemd voor vrouwen. Hoe noemt men in uw dialect het hemd dat onder de bovenkleding wordt gedragen, direct op het lichaam: van vrouwen? [DC 62 (1987)] III-1-3
vuil waterx gemoerd water: gemoerd wassər (Simpelveld), schmutzwasser (du.): sjmòètswasser (Simpelveld), vies water: vies wássər (Simpelveld) vuil water [mooswater, getwater] [N 81 (1980)] III-4-4
vuilnisbak dreksemmer: dreͅksɛmər (Simpelveld), kiebel: kibəl (Simpelveld) afvalbak || vuilnisemmer III-2-1
vuurkuil vuurkuil: vȳrkul (Simpelveld) Een open vuur in de buitenlucht waarin de wielband verhit wordt. Door de hitte van het vuur zet het ijzer uit waardoor de omtrek van de wielband vergroot wordt en de wielband om de velg gelegd kan worden. Diverse smeden merkten opdat zij dit werk in de smidse op het smidsbed verrichtten. Vaak werd daarbij gebruik gemaakt van twee smidsvuren. In Q 111 bestond de vuurkuil uit een cirkelvormig gat dat in de grond was uitgegraven. In de vuurkuil werden tot 6 karhoepels tegelijk op elkaar liggend op een houtvuur verwarmd. Ook de smid uit Q 83 vermeldde het gebruik van hout. Op deze wijze konden gelijktijdig veel wielbanden heet gemaakt worden zonder dat deze verbrandden. In L 424 werden gedroogde zoden van hei en gras gebruikt bij het gloeiend maken van de wielband. Men noemde die schabberten (sabdrtd) In Q 5 werd de hoepel tegelijkertijd door twee vuren geschoven. Het opwarmen van de band ging op deze wijze sneller. Het opgewarmde deel werd, om afkoeling tegen te gaan, vroeger bedekt met turf, later met houtschavelingen. [N 33, 7] II-11