20827 |
inzouten |
zouten:
zôtse (Q116p Simpelveld)
|
zouten (mv.?) [SGV (1914)]
III-2-3
|
17593 |
iris |
iris:
iris (Q116p Simpelveld)
|
Iris: het gekleurde gedeelte van het oog waarin zich de pupil bevindt. [N 84 (1981)]
III-1-1
|
18259 |
jak |
jak:
jak (Q116p Simpelveld)
|
jak [SGV (1914)]
III-1-3
|
18996 |
jaloers |
jaloers:
sjaloes (Q116p Simpelveld)
|
jaloersch [SGV (1914)]
III-1-4
|
20548 |
jam |
jam:
sjam (Q116p Simpelveld),
sjem (Q116p Simpelveld),
sjém (Q116p Simpelveld),
zjèm (Q116p Simpelveld)
|
jam; Hoe noemt U: Gelei van met suiker gekookte, fijngemaakte vruchten, om op de boterham te smeren (jam, confiture) [N 80 (1980)]
III-2-3
|
19927 |
janken |
joenken:
WBD/WLD
joenkə (Q116p Simpelveld)
|
Hoe noemt u een klagelijk hoog geluid voortbrengen, maar minder luid dan bij 018c (jonkelen, janken, kajiten, kajankelen, jammen) [N 83 (1981)]
III-2-1
|
22435 |
jarig zijn |
jarig zijn:
jöarig (Q116p Simpelveld),
verjaren:
verjöare (Q116p Simpelveld)
|
Jarig. || Verjaren.
III-3-2
|
18193 |
jas: algemeen |
rok:
rok (Q116p Simpelveld),
rök (Q116p Simpelveld)
|
jas [SGV (1914)] || jassen (mv.) [SGV (1914)]
III-1-3
|
20561 |
jenever |
schnaps (du.):
schàps (Q116p Simpelveld),
sjnaps (Q116p Simpelveld),
sjnàps (Q116p Simpelveld, ...
Q116p Simpelveld)
|
jenever; Hoe noemt U: Sterk alcoholische drank bereid uit moutwijn waaraan bij de distillatie jeneverbessen zijn toegevoegd, die er het aroma aan verlenen (snevel, babbelwater, jandoedel, knevelwas, kwak, sjenevel, jenever, klare, snaps) [N 80 (1980)]
III-2-3
|
18086 |
jicht |
gicht:
gig (Q116p Simpelveld),
jicht:
jicht (Q116p Simpelveld)
|
jicht [SGV (1914)] || Jicht: stofwisselingsziekte die berust op afzetting van urinezure zouten in de gewrichten, met veel pijn (jicht, dicht, gicht, flerecijn, reumatiek). [N 84 (1981)]
III-1-2
|