id | Begrip | Trefwoord: dialectopgave (plaats) | Omschrijving |
---|---|---|---|
32114 | kwart-holvormig profiel | kreus: krø̄s (Sint Odilienberg), omgedraaide duiveljager: omgǝdrɛjdǝ dȳvǝljē̜gǝr (Sint Odilienberg) | Holvormige profiellijst met de vorm van een kwartcirkel. Zie ook afb. 156. [N 55, 155] II-12 |
32113 | kwart-rondvormig profiel | duiveljager: dȳvǝljē̜gǝr (Sint Odilienberg) | Bolvormige profiellijst met de vorm van een kwartcirkel met een plat bandje aan beide zijden. Het wordt vaak gebruikt voor de inwendige afwerking van een hoek. Zie ook afb. 155. [N 55, 154] II-12 |
32254 | kwast, noest | aast: ǭs (Sint Odilienberg) | Een onregelmatigheid in de houtstructuur van een boom. Kwasten ontstaan op plaatsen waar zich een tak bevindt of heeft bevonden. Zie ook afb. 204. Vgl. voor het woordtype aast ook het Hgd. Ast. [N E, 1; N 50, 76f; N 75, 97a-b; monogr.] II-12 |
33659 | laaggelegen weidegrond | broek: brōk (Sint Odilienberg) | Laaggelegen, vaak natte weidegrond, die men meestal gebruikt om te hooien. Vergelijk ook lemma 1.3.3 ɛbeemdɛ.' [N 14, 52; N P, 5; JG, 1a, 1b; S 5; A 10, 4; RND 20; L 19b, 2aI; Vld.; monogr.] I-8 |
33699 | laagte in het landschap | laagte: lēxtǝ (Sint Odilienberg) | Een laagte in het landschap in het algemeen. Vergelijk ook lemma 1.2.8 ɛlaagte in een akkerɛ.' [L 29, 30; Wi 11; A 10, 4; S 20] I-8 |
30417 | laddertrap | open trap: ǭpǝ trap (Sint Odilienberg) | Rechte trap zonder stootborden. De laddertrap bestaat uit twee bomen waarin de treden worden ingelaten. De treden worden door de bomen heen vastgespijkerd. Soms wordt het achtervlak van de trap van een houten beschieting voorzien. De trap dient vooral als tuin-, veranda- of keldertrap en is doorgaans steiler dan de gewone trap met stootborden. [N 55, 133] II-9 |
33680 | lage, natte zandgrond | hemelvleug: hēmǝlvlø̄x (Sint Odilienberg) | [N 27, 35; R 3, 5] I-8 |
18147 | lam | lam: lamp (Sint Odilienberg), lām (Sint Odilienberg), lammetje: lɛmkǝ (Sint Odilienberg), lɛmǝkǝ (Sint Odilienberg), schaapje: šø̄pkǝ (Sint Odilienberg), šø̜̄pkǝ (Sint Odilienberg) | Jong van het schaap in het algemeen. Zie afbeelding 5. [N 70, 3; R 3, 36; S 20; Wi 5; Wi 12; L 20, 22c; L 6, 25; L 1a-m; JG 1a, 1b; AGV, m 3; A 2, 45; A 2, 1; A 4, 22c; Vld.; monogr.] I-12 |
33640 | landerijen | veld: vɛljtj (Sint Odilienberg) | Het geheel van bebouwde akkers, weilanden en velden, behorend bij een boerderij. [N 6, 33a; N 5A, 76d; A 10, 3; A 11, 4; A 20, 1b; JG 1b, 1d; L 37, 11a; L 38, 23; L 44, 27; Vld.; monogr.] I-8 |
31724 | lat | lat: lat (Sint Odilienberg) | In het algemeen een gezaagde strook hout met geringe breedte en dikte. [N 50, 73e; N 50, 74a; monogr.] II-12 |