e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=Q020p plaats=Sittard

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
dennenwortel dennenwortel: dennəwortəl (Sittard), stol: ideosyncr.  stol (Sittard), stronk: ideosyncr.  sjtronk (Sittard), stronk (Sittard) De wortel van een denneboom (puist, stronk, wortel, stol). [N 82 (1981)] III-4-3
derde hooioogst tweede groe(n)maad: tweede groe(n)maad (Sittard) Uitdrukkelijk gevraagd naar de derde hooioogst, gaven sommige informanten de volgende antwoorden; vaak werd deze derde oogst echter niet meer gemaaid maar door de koeien of schapen afgegraasd. Zie de algemene toelichting bij deze paragraaf. [N 14, 128d] I-3
desemen desemen: deisəmə (Sittard, ... ), heffen: öffe (Sittard) desemen; Hoe noemt U: Zuurdeeg in het beslag voor brood doen, desemen (zuren, mengen, desemen, het zuur zetten) [N 80 (1980)] III-2-3
deugniet deugeniet: deugeneet (Sittard), deugeneit (Sittard, ... ), ook materiaal znd 23,4  deugeneit (Sittard), hoerenjong: haore-jaok (Sittard), nutterd: nöttert (Sittard), sakker: sakker (Sittard), saro: mar.: salaud (fr.) ??  saaroo (Sittard), schind-aas: sjinnaos (Sittard) deugniet [SGV (1914)], [ZND 01 (1922)] || deugniet, vlegel || een ondeugend kind [stinkgat, deugniet] [N 85 (1981)] || een ondeugende jongen die allerlei streken uithaalt [pagadder, horzak, luifer] [N 85 (1981)] III-1-4
deuk in een hoed dumpel: dumpel (Sittard), fuik: foek (Sittard) deuk in een hoed [dömpel] [N 25 (1964)] || deuk in gleufhoed III-1-3
deur deur: dø̄r (Sittard) [rnd 109; S 6; L 1 a-m; L 12, 5; L A2, 265; monogr.; Vld.; div.] II-9
deurknop klink: klink (Sittard) kruk van het deurslot III-2-1
deurknop, deurklink deurknop: krök (Sittard), deurkruk: deurkrök (Sittard), klink: Luch de klink: maak dat je wegkomt  klink (Sittard) deurklink || Knop of handgreep waarmee men een deur opent of sluit (klink, kruk, knop) [N 79 (1979)] III-2-1
deurkruk, deurklink deurkruk: dø̄rkrø̜k (Sittard), klink: kleŋk (Sittard), kruk: krø̜k (Sittard) Handvat met ijzeren pin dat door de deurstijl in het slot wordt gestoken en dient om de dagschoot van het slot terug te kunnen trekken. Zie ook het lemma 'Dagschoot'. In Q 95 werd het woord 'klink' zowel gebruikt voor de ring of kruk aan de buitenkant van een deur waarmee men het sluitijzer kon oplichten, als voor het sluitijzer aan de binnenkant van de deur. [N 54, 100; N 79, 8; monogr.; Vld.] II-9
deurwaarder deurwaarder: deurwaarder (Sittard) de ambtenaar bij de rechtbank die belast is met de dienst op de terechtzittingen, het doen van aanzeggingen [bijv. van belastingschuld enz. [vorster, deurwaarder] [N 90 (1982)] III-3-1