e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=Q020p plaats=Sittard

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
dropwater maken schuimpje trekken: sjuumke trèkke (Sittard), Van het "klooterwaater"(z.d.) het schuim afzuigen  sjuumketrëkke (Sittard) Hoe noemt U: Water waarin drop is opgelost (sepnat, kalissewater, kalissesap, poeliepek, kloters) [N 80 (1980)] || schuim trekken III-2-3
druilerig en koud weer fakkelweer: fagkel wêr (Sittard), kil weer: kil waer (Sittard), miezerig (weer): miezerig (Sittard, ... ), miezerig waer (Sittard), mottig (weer): mòttig waer (Sittard), nat (weer): eine nāāte zom? (Sittard, ... ), naat (Sittard, ... ), nāāt (Sittard), náát (Sittard), regenachtig (weer): réégənègtig (Sittard), (raengenechtigger-raengenechtischste). ps. boven de e (van ... nech...) moet nog een punt staan; deze combinatieletter is niet te maken (betekent: korte vocaal als in het Ned. bek, gek).  raengenechtich (Sittard), regenweer: raengewaer (Sittard), schuiverig (weer): (= koud en nat).  sjoeverig (Sittard), vies (weer): vies waer (Sittard, ... ), waterig koud: waterig kauwt (Sittard), waterkoud (weer): waterkauwd (Sittard), zouwelig (weer): zauwəlig (Sittard) druilerig weer [moezerig, monketig] [N 22 (1963)] || nat [DC 02 (1932)], [SGV (1914)] || nat weer [versigheid] [N 81 (1980)] || nat, vochtig, gezegd van het weer [wak, luimerig] [N 81 (1980)] || natte [een ~ zomer] [SGV (1914)] || nattig en koud, gezegd van het weer [kil, killig, waterkoud] [N 81 (1980)] || regenachtig || regenachtig, gezegd van het weer [ruizerig] [N 81 (1980)] || wak weer [SGV (1914)] || zomer [een natte ~ ] [SGV (1914)] III-4-4
druipen van de regen zijpen: hê zeep van de rênge (Sittard, ... ), hê ziep van de rênge (Sittard, ... ), ziepe (Sittard) droop hij ~ van den regen [SGV (1914)] || druipen [SGV (1914)] || druipt [hij ~ van den regen] [SGV (1914)] || regen [hij droop van den ~ ] [SGV (1914)] || regen [hij druipt van den ~] [SGV (1914)] III-4-4
druiventros druiventros: droeventros (Sittard), tros druiven: tros drōēve (Sittard) druiventros [SGV (1914)] I-7
druk heen en weer lopen op en af lopen: hae löp op en aaf (Sittard), op en aaf loupe (Sittard) lopen: bedrijvig heen en weer lopen [rettereere, rondriddere] [N 10 (1961)] III-1-2
druk praten tateren: tatere (Sittard) druk praten [stemmen] [N 87 (1981)] III-3-1
drukken prengelen: prengele (Sittard) Drukken: iets aan een wegende of stuwende kracht onderwerpen (drukken, prangelen, priegelen). [N 84 (1981)] III-1-2
drukknoop knipper: knipper (Sittard) drukknoop III-1-3
drukte, gedoe bohei (rh.): behèi (Sittard), drukte: drökde (Sittard), gedoens: gedouns (Sittard) drukte || gedoente [SGV (1914)] || ophef III-1-4
druktemaker bohei-makerd: behèimaekert (Sittard), hippebok: hippebòk (Sittard) druktemaker III-1-4