33411 |
kippenren |
hoenderren:
hǫu̯ndǝrręn (Q020p Sittard),
kippenren:
kepǝrɛn (Q020p Sittard),
ren:
rɛn (Q020p Sittard)
|
De met gaas omheinde buitenruimte, die aan het kippenhok grenst of er anderszins mee in verbinding staat en waarin de kippen overdag rondlopen. Het woord bout in Hoeselt (Q 77) is te beschouwen als een ontlening uit het Waalse bèr√¥dî, daar ontstaan uit * bèh√¥rdi, dat weer ontleend en afgeleid is uit Nl. behorden, "met een horde omheinen"; vgl. Haust, D L, s.v. bèr√¥dî. [N 19, 34; A 10, 9h; A 48, 16b; monogr.]
I-6
|
20863 |
kippensoep |
hoendersoep:
houndersop (Q020p Sittard)
|
kippensoep
III-2-3
|
33410 |
kippenuitgang |
hoenderlok:
hǫundǝrlǭk (Q020p Sittard)
|
De opening in de muur of in de deur van het kippenhok waardoor de kippen naar buiten en naar binnen kunnen gaan. In de gecombineerde woord- en klankkaart worden niet alleen de drie hoofdtermen, kot, gat en lok, in kaart gebracht, maar ook is ook aangegeven waar de klinkers van deze drie termen zich verlengen tot resp. koot, gaat en look. [N 5A, 63e; A 48, 17d]
I-6
|
18000 |
kippenvel |
hoendervel:
houndervel (Q020p Sittard, ...
Q020p Sittard),
kippenvel:
kippevel (Q020p Sittard)
|
kippevel (kleine bultjes met rechtopstaande haartjes bijv. ten gevolge van de kou) [kiepvel, ganzevel, kiekevlees] [N 10 (1961)]
III-1-2
|
22324 |
kiskassen |
keilen:
(met steentjes).
keilen (Q020p Sittard),
schijvelen:
sjievele (Q020p Sittard, ...
Q020p Sittard,
Q020p Sittard),
vgl. pag. 371: Keilen. Een plat voorwerp, meestal een steentje, over de oppervlakte van het water doen kiskassen.
sjievele (Q020p Sittard)
|
[Kiskassen]. || Een plat voorwerp zoodanig langs het water doen kaatsen dat het verschillende malen opspringt. Keilen. || Keilen. Een plat voorwerp, meestal een steentje, over de oppervlakte van het water doen kiskassen. || Scheren met kleine steentjes over het water. [N 37 (1971)]
III-3-2
|
22325 |
kiskassen: steentje |
kisselsteentje:
kisselsjtènkes (Q020p Sittard)
|
Scheren met kleine steentjes over het water. [N 37 (1971)]
III-3-2
|
29723 |
kissel |
kissel:
kisǝl (Q020p Sittard)
|
Plank met steel waarmee de schabul de baan egaal maakte. [monogr.]
II-8
|
25563 |
klaar om gebakken te worden |
vaardig produkt:
vē̜rdex prodøk (Q020p Sittard)
|
Klaar om gebakken te worden, gezegd van gerezen deeg. In dit lemma komen verschillende grammaticale categorieën voor. [N 29, 28a]
II-1
|
29677 |
klad |
klats:
klatš (Q020p Sittard)
|
Boven de vorm uitstekend, overtollig stuk klei, dat met behulp van de afstrijkboog of het afstrijkmes wordt afgesneden. [N 98, 80; monogr.]
II-8
|
21802 |
klagen |
klagen:
klaage (Q020p Sittard)
|
droefheid en pijn door woorden te kennen geven, zich uitlaten over iets verdrietelijks [klagen, murmereken, kuimen, parmenteren, bulken, balken] [N 85 (1981)]
III-3-1
|