21792 |
onbeschaamd |
onverschaamd:
ónversjaemp (Q020p Sittard)
|
geen schaamtegevoel hebbend [ekstrant, onbeschaamd] [N 85 (1981)]
III-3-1
|
21441 |
onbetrouwbare koopman |
jood:
vertroe ’m neit, ’t is eine jud op sjnieer (Q020p Sittard),
klommelaar:
ps. invuller twijfelt over dit antwoord!
klommelaer (Q020p Sittard),
knoeierd:
knooiert (Q020p Sittard),
sjachelaar:
sjachelaer (Q020p Sittard)
|
Inventarisatie uitdrukkingen voor: scheldwoorden of misprijzende woorden kent uw dialect voor een weinig koopkrachtig en onbetrouwbaar koopman [kremmer, toesser, ruilebuiter, voorsnijer?] [N 21 (1963)]
III-3-1
|
25149 |
onbewolkt |
helder:
helder (Q020p Sittard),
klaar:
klaor (Q020p Sittard),
kloar (Q020p Sittard),
kláor (Q020p Sittard),
klare lucht:
klaor lóch (Q020p Sittard)
|
klaar, helder [ZND 19A (1936)] || onverduisterd in licht, schijn of glans [helder, klaar, licht] [N 91 (1982)] || wolkenloos, zonder wolken, gezegd van de lucht [uitgekeerd, uitgeklaard, klaar] [N 81 (1980)]
III-4-4
|
25092 |
onbruikbaar maken, verbruien |
verbruien:
verbruuje (Q020p Sittard)
|
onbruikbaar maken, zijn waarde doen verliezen [verworden, verdraaien, begaaien, verbruien, bederven, verpeuteren, nonen, verballemonden] [N 91 (1982)]
III-4-4
|
21857 |
onbruikbare voorraad |
boddezooi:
boddezooi (Q020p Sittard)
|
allerlei slechte en onbruikbare voorraad [breggel, plodder, bocht, bagage] [N 89 (1982)]
III-3-1
|
27666 |
onder de douche staan |
pokkelen:
pokǝlǝ (Q020p Sittard [Maurits])
|
Gebruik was dat de mijnwerkers bij het douchen elkaar de rug wasten. Volgens een informant van Q 121 was dit gebruik op de Domaniale mijn na de Eerste Wereldoorlog (1914-1918) door Duitse werknemers ingevoerd. De informant uit Q 12 zegt dat dit gebruik in België niet bestond. Dit laatste wordt echter tegengesproken door de opgaven van Q 3 voor de mijnen Winterslag en Waterschei en L 422 voor de mijn van Eisden! De informant uit L 417 vermeldt daarentegen dat de mijnen Zwartberg en Waterschei aparte douchecellen kenden en dat het gebruik van elkaar de rug wassen daar niet bestond. [N 95A, 4; N 95, 71; monogr.]
II-5
|
34608 |
onderbak |
bakje:
bɛkskǝ (Q020p Sittard)
|
Onder de kar opgehangen laadvloertje. [N 17, 86]
I-13
|
18584 |
onderbroek |
onderboks:
óngerbóks (Q020p Sittard)
|
onderbroek
III-1-3
|
24637 |
ondereinde van de stam |
vot:
vòt (Q020p Sittard),
ideosyncr.
vot (Q020p Sittard)
|
Het dikke uiteinde van de stam, onderaan (voet, kont, gat, kop). [N 82 (1981)]
III-4-3
|
18401 |
ondergoed |
ondergoed:
ongergoud (Q020p Sittard),
ongergouwd (Q020p Sittard),
ōngergood (Q020p Sittard),
òngergoud (Q020p Sittard),
óngergout (Q020p Sittard),
onderkleren:
ōngerkleier (Q020p Sittard)
|
ondergoed || ondergoed, onderkleren [t onderdinge] [N 25 (1964)] || Onderkleding. Wat is in uw dialect het gewone woord voor onderkleding? [DC 62 (1987)]
III-1-3
|