22368 |
op stelten lopen |
op stelten lopen:
op sjteltje loupe (Q020p Sittard),
steltenlopen:
NB sjteljteluipert: steltloper.
sjteljteloupe (Q020p Sittard),
vgl. pag. 402: Steltlopen.
sjtelte loupe (Q020p Sittard),
steltlopen:
sjtelt loupe (Q020p Sittard)
|
[Steltlopen]. || Op stelten lopen [stelten]. [N 88 (1982)] || stelten [op ~ loopen] [SGV (1914)] || Steltlopen.
III-3-2
|
25581 |
opbollen |
opbollen:
opbǫlǝ (Q020p Sittard)
|
De afgewogen deegstukken opbollen. Het opbollen dient om een mooie ronde bol te verkrijgen, waardoor het vormen van het brood veel gemakkelijker kan geschieden, dan wanneer men dit van het direct afgewogen stuk moet doen (Schoep blz. 99). Verder dient het om de fijnheid van rijs te beïnvloeden en de kleefstof soepeler te maken. Het opbollen kan met de hand of machinaal plaatsvinden. [N 29, 34; N 29, 30b; monogr.]
II-1
|
21880 |
opbrengst |
winst:
winst (Q020p Sittard)
|
dat wat iets bij verkoping oplevert, de opbrengst [schoor, winst] [N 89 (1982)]
III-3-1
|
33205 |
opbrengst van een aardappelstruik |
struik:
štrūk (Q020p Sittard)
|
Bij het woordtype kooksel wordt opgemerkt: "eigenlijk voldoende om éénmaal van te eten". [N 12, 19]
I-5
|
21548 |
openbare verkoop |
<omschr.> daar wordt land verkocht:
daòwurd landj verkoch (Q020p Sittard),
meubelverkoop:
muibelverkoup (Q020p Sittard),
veilen (ww.):
veile (Q020p Sittard),
veiling:
veiling (Q020p Sittard),
veiling van meubelen:
veiling van muibele (Q020p Sittard),
verkoop:
eine verkoup (Q020p Sittard),
verkoup (Q020p Sittard),
verkoping:
verkuiping (Q020p Sittard)
|
een openbare verkoping aan de meest biedende; verkoping bij opbod bijv. van huizen, landerijen, groenten en fruit, vis, etc. [roep, veiling] [N 89 (1982)] || openbare verkoping van goederen, huisraad vooral [koopdag, uitroep?] [N 21 (1963)] || openbare verkoping van onroerende goederen [N 21 (1963)]
III-3-1
|
21150 |
openbare weg |
steenweg:
sjteivich (Q020p Sittard)
|
een grote, doorgaande weg, een openbare straatweg (baan, grootbaan, steenweg, kasseiweg, klinkerd, klinkweg) [N 90 (1982)]
III-3-1
|
26546 |
openbreken |
openbreken:
ǭpǝbrę̄kǝ (Q020p Sittard)
|
De molenstenen van hun plaats nemen als ze gescherpt moeten worden. Daartoe moet de molenaar de kuip met alle toebehoren rondom de stenen verwijderen. Vervolgens licht hij de loper uit het staakijzer en legt hem omgekeerd naast de ligger, zodat het maalvlak van de loper en ligger bewerkt kan worden. De meeste in dit lemma opgenomen termen veronderstellen de (molen)stenen of de molen als object. [N O, 33g; Vds 199; Jan 178; Coe 160; Grof 194]
II-3
|
18199 |
openbroek met linten |
boks:
bōks (Q020p Sittard),
snelzeikerd:
sjnelzeikert (Q020p Sittard)
|
meisjes- of vrouwenonderbroek zonder kruis || vrouwen (onder)broek (vero) met zijsplitten en voorzien van linten in de pijpband waarmee de kousen worden vastgemaakt [boks] [N 25 (1964)]
III-1-3
|
20439 |
opgebaard zijn |
boven aarde liggen:
baovenaert liGGe (Q020p Sittard)
|
opgebaard liggen
III-2-2
|
20717 |
opgewarmde koffie |
aangelengde:
aangelengde (Q020p Sittard),
zauwel:
zacht regentje. ?t zët zich in ?ne zauel: het begint zachtjes te regenen
zauel (Q020p Sittard)
|
Opgewarmde koffie (schuddebol?) [N 16 (1962)] || verpieterd eten of -koffie
III-2-3
|