33037 |
pad aanmaaien |
ingeslagen (stuk):
ingǝšlāgǝ (Q020p Sittard)
|
Zie het voorgaande lemma; hier de werkwoorden en bijvoeglijke naamwoorden. [monogr.; add. uit N 15, 25b]
I-4
|
21261 |
pad, paadje |
pad, paadje:
paad, pade (Q020p Sittard),
paat (Q020p Sittard)
|
een weggetje gemaakt door de voetstappen van mensen of dieren (zandbaan, pad, weg, weggel, wegeling) [N 90 (1982)] || pad, paden (mv.) [SGV (1914)]
III-3-1
|
24534 |
paddestoel (alg.) |
champignon:
eetbaar
šampenjo̝ns (Q020p Sittard),
duivelsvlees:
giftige soort
duvelsvleisj (Q020p Sittard),
jodenvlees:
juddevleisj (Q020p Sittard, ...
Q020p Sittard,
Q020p Sittard),
niet eetbaar
jødəvlēͅi̯š (Q020p Sittard),
meibottel:
eetbare soort
meibottel (Q020p Sittard),
idiosyncr.
meibottel (Q020p Sittard),
morchella esculenta
meibottel (Q020p Sittard),
steenchampignon:
wild
sjtein-sjampignòns (Q020p Sittard),
zwam:
sjwam (Q020p Sittard),
zwam
sjwam (Q020p Sittard)
|
morille, eetbare paddestoel || paddestoel [RND], [SGV (1914)] || paddestoel, Een eetbare ~ in het algemeen (foens, kampernoelie). [N 92 (1982)] || paddestoelen, giftige || zwam
III-4-3
|
17550 |
pafferig dik, opgeblazen van lijf |
maf van dikkigheid:
maf van dikkigheid (Q020p Sittard),
opgeblazen (dik):
dae is get opgeblāōze (Q020p Sittard),
opgeblaoze (Q020p Sittard),
pafferig (dik):
pafferig (Q020p Sittard),
papperig (dik):
papperig dik (Q020p Sittard),
patapoef:
pattapoef (Q020p Sittard),
potserig:
potserig (Q020p Sittard)
|
dik, pafferig [maf] [N 10 (1961)] || opgeblazen van lijf [poesterig] [N 10 (1961)]
III-1-1
|
18240 |
paillette |
paillette (fr.):
pailjet (Q020p Sittard)
|
een plaatje of reepje gouden of zilveren folie, tot versiering van kledingstukken [pailetten, gitten] [N 86 (1981)]
III-1-3
|
18170 |
pak, kostuum |
kostuum:
ein nuut kostūūm (Q020p Sittard),
kostuum (Q020p Sittard, ...
Q020p Sittard,
Q020p Sittard),
Zie ook montoering.
keͅstuum (Q020p Sittard),
montering:
mantoering (Q020p Sittard),
montoering (Q020p Sittard, ...
Q020p Sittard),
móntoering (Q020p Sittard),
pak:
pak (Q020p Sittard),
tenue (fr.):
tenuu (Q020p Sittard)
|
jongens- of herenkostuum || kostuum of pak voor mannen en jongens [pak, montoer, monteering, antsoch, kloeft] [N 23 (1964)] || pak [SGV (1914)] || pak (kleding) || pak [een nieuw ~] [SGV (1914)] || tenue
III-1-3
|
24293 |
paling, aal |
aal:
eel (Q020p Sittard, ...
Q020p Sittard),
iel (Q020p Sittard),
paling:
poaling (Q020p Sittard)
|
aal [SGV (1914)] || aal, paling || paling [SGV (1914)]
III-4-2
|
24489 |
palmboompje |
palm:
paum (Q020p Sittard)
|
palmboompje (buxus)
III-4-3
|
22553 |
palmpaas |
palmpaas:
palmpaas (Q020p Sittard)
|
De versierde en van allerlei lekkerneien voorziene stok waarmee men rondloopt op Palmzondag [palmpaas]. [N 88 (1982)]
III-3-2
|
25402 |
pan of ketel met het hete gietwater |
broeiketel:
brø̜jkē̜tǝl (Q020p Sittard)
|
In het stenen fornuis waarin de boerin vroegende was kookte, wordt water verhit. Met een pan, ketel of emmer schept men hieruit heet water dat dan over het varken wordt gegoten. Beschikt men niet over een dergelijk fornuis, dan wordt het water in ketels e.d. op de kachel of een gewoon keukenfornuis verwarmd. [N 28, 20]
II-1
|