22446 |
periode van de ijsheiligen |
servatius - bonefatius - ignatius:
servatius - bonefatius - ignatius (Q020p Sittard)
|
De periode van de ijsheiligen, 11-14 mei; op deze dagen kan het zeer koud zijn. [N 88 (1982)]
III-3-2
|
25896 |
persblok |
presblok:
prę ̞s˱blǫk (Q020p Sittard)
|
Blok waarmee in de vormbakpers de klei in de vormen wordt aangedrukt. De dekkel met klap uit Q 211 vormde het persblok van een kleine pers die bestond uit een ronde tafel met twee vaste vormen erin. De klei werd aangestampt door een persblok dat aanvankelijk met de hand werd bediend en later met behulp van een motortje. [monogr.]
II-8
|
17911 |
persen |
persen:
persen (Q020p Sittard),
pêsje (Q020p Sittard),
pē̜šǝ (Q020p Sittard)
|
Het maken van uitdrijvende bewegingen, gezegd van de koe die gaat kalven. [N 3A, 47] || Het persen van de stof met een zwaar ijzer. [N 59, 77; monogr.] || persen [SGV (1914)]
I-11, II-7, III-1-2
|
28905 |
persijzer |
persijzer:
pē̜šīzǝr (Q020p Sittard)
|
Zwaar strijkijzer dat wordt gebruikt van het begin tot het einde van elk werkstuk en één van de meest onmisbare benodigdheden van de kleermaker is. Enkele van de belangrijkste handelingen die men met het persijzer verricht, zijn: het krimpen van de stof alvorens men aan het werkstuk begint, het open- en platpersen van naden, het dunpersen van de voorkanten, het afpersen en afglanzen van gereed zijnde werkstukken (Papenhuyzen III, pag. 10-11). Het gewicht van de persijzers varieert meestal van 5 tot 9 kg. De informant van K 361 vermeldt dat men vroeger het houtskoolijzer of het ijzer met losse bouten erin gebruikte. Later ging men het elektrische persijzer gebruiken. Ook de informanten van L 330 en Q 15 gebruiken een elektrisch persijzer. Zie voor diverse pers- of strijkijzers afb.17. [N 59, 20; monogr.]
II-7
|
28915 |
perskussen |
perskussen:
pē̜škø̜sǝ (Q020p Sittard)
|
Het perskussen is gemaakt van geperst stro in een strak gespannen linnen omhulsel (Papenhuyzen III, pag. 8). Volgens Gerritse (pag. 36) moet het perskussen niet te stijf en niet te slap gevuld worden met fijngesneden wollen snippers in een linnen omhulsel. Het kussen moet enigszins veerkrachtig zijn. Het pers- of glanskussen is ovaalvormig van model. Men onderscheidt een groot en een klein kussen. Het wordt gebruikt voor het afglanzen van grote en kleine glansvlekken en het uitstrijken van de voering. Volgens de informant van L 271 is het kussen boon- of eivormig. De informanten van L 265 en Q 197 strijken ook kragen op het perskussen. Zie voor diverse soorten perskussens afb. 19. [N 59, 26a; N 59, 19a; N 59, 19b; N 59, 19e; monogr.]
II-7
|
19229 |
persoon met een lastig karakter |
kniesoor:
Vraag 383 is dubbel (dus 2 x 97 moet nog worden opgesplitst in twee lemmata: "persoon met een lastig karakter"; "een niet gemakkelijk, lastig karakter hebbend
kniesoor (Q020p Sittard)
|
een lastig moeilijk karakter hebbend [niepoter, nietprut, kummelij] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
28900 |
persplank, strijkplank |
persplank:
pē̜šplaŋk (Q020p Sittard)
|
Plank waarop men vorm in de stof of kleren perst. Men kent een grote en kleine persplank. In dit lemma duiden de benamingen op een model grote persplank: meestal ongeveer 50 cm breed en 1 m lang en daarbij 3 à 4 cm dik (Papenhuyzen III, pag. 7). De informant van Q 20 vermeldt dat de persplank een losse plank is om op de kleermakerstafel te leggen. De informant van L 416 merkt op dat de persplank voor grote stukken wordt gebruikt. [N 59, 19a; N 59, 18; N 59, 20; monogr.]
II-7
|
33566 |
perzik |
merketon:
merketon (Q020p Sittard),
marc antoine
merketón (Q020p Sittard),
pche (fr.):
peisj (Q020p Sittard, ...
Q020p Sittard,
Q020p Sittard),
peisje (pl) (Q020p Sittard)
|
perzik [SGV (1914)] || perzik, soort
I-7
|
24856 |
perzikkruid |
reuts:
aanhangsel N92 voor Sittard
reutsj (Q020p Sittard),
idiosyncr.
reutsj (Q020p Sittard),
idiosyncr. perzikkruid
reutsj (Q020p Sittard, ...
Q020p Sittard),
polygonum persicaria
räötsj (Q020p Sittard)
|
perzikkruid [N 92 (1982)], [N 92 (1982)] || Perzikkruid (polygonum persicaria 20 tot 90 cm hoog. De stengels hebben een vliezig kokertje (tuitje) boven de knopen, de stengels zijn behaard en vaak roodachtig; de bladeren zijn lancetvormig en meestal met een zwarte vlek; de bloemen groeien in dicht [N 92 (1982)]
III-4-3
|
19139 |
pesterij |
temptatie:
temtaasje (Q020p Sittard)
|
het kwellen [plaag, temptatie] [N 85 (1981)]
III-1-4
|