e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=Q020p plaats=Sittard

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
selderij selderie: selderie (Sittard), sél’dərĭĕ (Sittard), ideosyncr.  selderie (Sittard, ... ), selderieblad: selderieblaat (Sittard) selderij || Selderij; de welbekende schermbloemige moesplant die gekweekt wordt als soepgroente waarvoor zowel de blaadjes en de stengel als de wortel gebruikt wordt (selderij, selderie, selder, seljer). [N 82 (1981)] || selderijblad I-7
seneblad seneblad: cassia; purgerend  seeneblaat (Sittard) seneblad III-4-3
sering kruidnagel: kroetnaagel (Sittard, ... ), leverbloem: -  laeverbloume (Sittard, ... ), levesbloem: -  laevesbloume (Sittard, ... ), meibloem: meibloum (Sittard, ... ), sint-jansbloem: sintjansbloum (Sittard, ... ), sint-levesbloem: sint lêvesbloum (Sittard, ... ), sintlaevesbloum (Sittard, ... ), -  St. Laevensbloume (Sittard, ... ), idiosyncr. sering  Sint laevesbloum (Sittard, ... ) [N 92 (1982)] [SGV (1914)]sering [N 92 (1982)], [SGV (1914)] I-7, III-4-3
servies kaffeegeschier: kaffègesjeer (Sittard), servies: servies (Sittard), (staat ook dubbel genoteerd in vragenlijst)  servies (Sittard) aardewerk (eerdegoed, gleiwerk) [N 20 (zj)] || Bij elkaar horend vaatwerk voor eten en drinken (servies, gleiswerk, breekwerk) [N 79 (1979)] || servies III-2-1
siererwt pronkerwten: lathyrus odoratus  prónkèrt (Sittard), reukerwten: lathyrus odoratus  reukert (Sittard), siererwten: lathyrus odoratus  seierert (Sittard) reukerwt || siererwt I-7
sierkleedje, antimakassar lapje: lepkes (Sittard) Gehaakt kleedje of lapje over de rugleuning van stoel of canapé (lapje, kleedje) [N 79 (1979)] III-2-1
sierlijke omslagdoek franjeldoek: fraanjeldaok (Sittard), fraanjeldook (Sittard), plag: plak (Sittard) omslagdoek, sierlijke ~ met franjes, thans nog wel in gebruik als kapstok- of tafelkleedje [draadjesneusdoek, fraanjeldook] [N 23 (1964)] III-1-3
sigaar sigaar: segaar (Sittard), smerrie: bargoens  sjmerrie (Sittard) sigaar || sigaar, sigaret III-2-3
sigarenpijpje roor: roer buis  ruier (Sittard), sigarenpijpje: segaarepiepke (Sittard), sigarenspitsje: segaaresjpitske (Sittard), segaarespitske (Sittard), sigare-sjpitske (Sittard), spitsje: sjpitske (Sittard), sjpitskə (Sittard) sigaarhouder; Hoe noemt U: Pijpje waarin men een gedeeltelijk opgerookte sigaar steekt om hem helemaal op te kunnen roken (spit) [N 80 (1980)] || sigaren- of sigarettenpijpje || sigarenpijpje || sigarepijpje III-2-3
sigaret sigaret: Veer lëGGe noe ?n segrëttepaus in: nu pauzeren we enige minuten en roken een sigaretje  segrët (Sittard) sigaret III-2-3