e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=Q020p plaats=Sittard

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
waterketel brouwketel: brukę̄tǝl (Sittard) De ketel waaruit het water voor het beslag wordt gehaald. Uit de woordtypen "warmwaterketel" (L 250, L 325, Q 95), "warmwaterbak" (L 362, P 120) en "warmwaterkuip" (Q 32) blijkt dat het beslagwater reeds op een bepaalde temperatuur is gebracht. In Q 99 is de waterketel van ijzer vervaardigd. [N 35, 27] II-2
waterketel, moor moor: moor (Sittard, ... ), zoo sjwart wie ?ne moor  moor (Sittard), waterketel: waterkaetel (Sittard, ... ), zodat hij door het wegnemen van een paar \"ring\"van de \"potsjtouf\"(Z.d) of van de \"kwizzenjaer\"(Z.d) in direkt kontakt met de vuurgloed in de kachel wordt gebracht, naast de \"moor\"(Z.d.) het enige middel om steeds warm water te hebben  waaterkaetel (Sittard) bolvormige waterketel, die boven het haardvuur hing || ketel met tuit en stulprand || waterketel || waterketel van koper of ijzeren met hengsel en tuit (moor, meur) [N 20 (zj)] III-2-1
waterloot waterloot: waaterlaot (Sittard), waterscheut: waatersjeut (Sittard), ideosyncr.  waatersjeut (Sittard), watersjeut (Sittard) Een tak die ontstaat op de stam (dief, waterlot). [N 82 (1981)] || waterloot III-4-3
waterlossing grub: grø̜b (Sittard), slak: šlak (Sittard), slakje: šlɛkskǝ (Sittard) Greppel die men door een te ontginnen moeras graaft, om het water kwijt te raken. De opgaven bestrijken heel de provincies Limburg. [I, 61; N 27, 22] II-4
watermunt wilde munt: idiosyncr.  wilde munt (Sittard) Watermunt (mentha aquatica 25 tot 90 cm groot. De plant is behaard; de stengels met bloemen aan de top; de bladeren zijn eivormig, ze zijn gesteeld, de bladrand is gezaagd of gekarteld; de bloemen staan in dichte kransen en zijn roodlila van kleur; de k [N 92 (1982)] III-4-3
waterpas waterpas: wātǝrpas (Sittard), zuiver horizontaal: zȳvǝr horizǫntāl (Sittard) Gezegd van een muur wanneer deze tijdens de controle met de loodplank of het waterpas een horizontale stand vertoont. Wanneer een muur 'niet' waterpas was, werd in Q 121 gezegd: 'de muur is uit de waag' ('dǝ m ̇ūr e ̞s˱ ūs˱ dǝ wǫax'). [N 31, 10e; N 31, 10c; monogr.] || Instrument om te onderzoeken of iets horizontaal ligt of overal even hoog is. Het bestaat uit een houten of metalen lat waarin een glazen buis is aangebracht die zodanig met een vloeistof is gevuld dat er een luchtbel in overblijft. Wanneer de luchtbel zich binnen de op het glazen buisje aangebrachte merktekens bevindt, ligt het te meten voorwerp waterpas. Het glazen buisje werd in L 270 'waterpasglaasje' ('wātǝrpas˲glē̜skǝ') en in Q 121 'waterwaagglaasje' ('wasǝrwǫaxjlęǝsjǝ') genoemd. In Q 19 kende men ook een waterpas waarmee men horizontaal een meetpunt over een grotere afstand kon overbrengen. Men gebruikte dan een waterpas die aan een koord kon worden gehangen. Was het touw goed strak gespannen, dan kon men op dit licht waterpasje, bestaande uit een waterpasglas met luchtbel en een koperen omhulsel met twee oogjes of haakjes om het geheel aan een touw te hangen zien of een muur horizontaal was of met behulp van dit instrumentje iets zuiver waterpas uitzetten. Men noemde dit werktuig het 'waterpasje' ('wātǝrp'skǝ'). [N 30, 12a; monogr.; N 30, 12b add.] II-9
waterpokken pokken: de pókke (Sittard) Waterpokken: besmettelijke ziekte waarbij rode vlekjes op de huid ontstaan die in blaartjes overgaan (windpokken, wijnpokken, respok). [N 84 (1981)] III-1-2
waterput put: pøt (Sittard), pøͅt (Sittard, ... ) [N 12 (1961)] [RND 08] [SGV (1914)] [Willems (1885)] I-7
waterring van de mijt waterlaag: wātǝrlǭx (Sittard), waterring: wātǝrreŋk (Sittard) Waterring, waterlaag of kaplaag van de korenmijt. De laag schoven die het verst naar buiten steekt, juist waar de kap begint. Zie de toelichting bij het lemma ''buitenstaande korenmijt'' (5.1.18). Voor euze enz. vergelijk wnt XI, onder oozie, ooziedrup enz., "het gedeelte van het dak dat over den muur uitsteekt en het regenwater afwerpt", "afdak" dus. Zie afbeelding 8, a. [N 15, 45c; JG 1a, 1b, 2c; monogr.] I-4
watersnip snep: sjnep (Sittard), watersnep: waatersjnep (Sittard) watersnip || watersnip (27 lange recht bek; vliegt plotseling op van de waterkant; zigzagvliegend; houdt hoge stijg- en daalvluchten en maakt daarbij mekkerend geluid; jachtvogel [N 09 (1961)] III-4-1