23697 |
de kerkgang maken |
naar de kerk gaan:
noa de kirk goan (Q020p Sittard)
|
De kerkgang doen/maken. [N 96B (1989)]
III-3-3
|
23698 |
de kerkgang uitzegenen |
laatste zengen:
letste zèènge (Q020p Sittard)
|
Het "uitzegenen"bij gelegenheid van de kerkgang [oeszeëne?]. [N 96B (1989)]
III-3-3
|
29647 |
de kleihoop afgraven |
van de hoop aftrekken:
van dǝ hǫwp˱ āftrę ̞kǝ (Q020p Sittard)
|
De grondstof in kleine hopen uitspreiden en deze vervolgens bewerken. In L 163a ondermijnde men de kleihoop en liet zo een hoeveelheid klei in een vooraf aangelegde plas water vallen - Geuskens, pag. 47. [monogr.]
II-8
|
23687 |
de kruisweg bidden |
de kruisweg beden:
kruutswèg bèèje (Q020p Sittard)
|
De kruisweg bidden (in de vastentijd, op Goede Vrijdag, na n begrafenis) [de kruutswèèg bèèje, de statioeëne beëne?]. [N 96B (1989)]
III-3-3
|
32732 |
de laatste voor ploegen |
kuiteren:
kø̜ltjǝrǝ (Q020p Sittard)
|
De laatste voor van het grote middendeel van een akker die men ploegde, kan op twee manieren worden afgewerkt. Als men een greppel wil laten ontstaan in verband met de waterafvoer (op lage gronden), dan ploegt men de laatste voor iets dieper dan de overige. Wil men daarentegen geen greppel overhouden, dan ploegt men de laatste voor ondiep uit en sleept men ze vervolgens dicht. De termen die in dit lemma onder A. zijn vermeld, werden opgegeven n.a.v. de vraag naar "de diepe middenvoor afwerken". Sommige ervan lijken ook bruikbaar voor het ploegen van de laatste voor in het algemeen. De onder B. opgenomen termen betreffen het ploegen van de laatste voor aan de zijkant(en). [N 11, 62; N 11A, 119e + 121e; div.; monogr.]
I-1
|
34230 |
de melk inhouden |
ophouden:
(de koe) heljtj ǫp (Q020p Sittard)
|
Tijdens het melken plotseling geen melk meer geven, gezegd van de koe. [N 3A, 69; monogr.]
I-11
|
34231 |
de melk laten lopen |
(de melk) laten lopen:
(de koe) lēt lǫu̯pǝ (Q020p Sittard)
|
De melk uit de spenen laten vloeien. [N 3A, 70]
I-11
|
33870 |
de merrie dekken |
dekken:
dɛkǝ (Q020p Sittard)
|
Zie afbeelding 11. [JG 1a, 1b; N 8, 43a en 43b]
I-9
|
33872 |
de merrie is niet drachtig |
leeg:
lē̜x (Q020p Sittard)
|
[N 8, 48 en 49]
I-9
|
23550 |
de mis dienen |
de mis dienen:
mēs deine (Q020p Sittard)
|
De mis dienen [diene, de mès deene?]. [N 96B (1989)]
III-3-3
|