25020 |
dof, gedempt van geluid |
dof:
dóf (Q020p Sittard),
hol:
haol (Q020p Sittard)
|
niet helder, gedempt, gezegd van een geluid [grof, dof, hol, schor] [N 91 (1982)]
III-4-4
|
24137 |
doffer, mannelijke duif |
doffer:
doĕfər (Q020p Sittard),
dŏffer (Q020p Sittard),
duif:
doef (Q020p Sittard, ...
Q020p Sittard),
hoorn:
haore (Q020p Sittard, ...
Q020p Sittard),
hoare (Q020p Sittard)
|
doffer, mannetjesduif || doffer: een mannelijke duif [GV K (1935)] || duif, mannetje [ZND 18 (1935)] || een mannelijke duif (doffer, kebber, kipper, horen, duivcer) [N 83 (1981)] || mannetjesduif [SGV (1914)]
III-4-1
|
34648 |
dogkar |
dogkar:
doq˱kar (Q020p Sittard)
|
Tweewielig licht rijtuig, meestal zonder kap, voor vier personen die rug aan rug zitten. Er is geen aparte bok voor de koetsier. [N 17, 5, add; N 101, 5; N G, 51; L 27, 33; L 36, 70; L1a-m; monogr.]
I-13
|
24862 |
dolle kervel |
scheerling:
coniuj maculatum
sjierling (Q020p Sittard),
wilde kervel:
weljǝ kervǝl (Q020p Sittard),
witte peterselie:
idiosyncr.
witte peterselie (Q020p Sittard)
|
Chaerophyllum temulum L. Een vrij algemeen voorkomend -naar men aanneemt: giftig- onkruid aan bosranden, akkerkanten en beschaduwde wegbermen met een behaarde, roodgevlekte stengel, witte bloempjes in schermen en veervormig, ingesneden donkergroen blad. Het bloeit van mei tot juli en de lente varieert van 60 tot 120 cm. [A 60A, 16; L 1, a-m; L 6, 35; L 15, 8; S 7; monogr.] || scheerling (schermbloem) || Scheerling, dolle kervel (chaerophyllum temulum 30 tot 120 cm groot. De stengels zijn aan de knopen verdikt en meestal rood gevlekt; de bladeren zijn dubbel geveerd, behaard, en de omwindseltjes hebben gewimperde blaadjes; de bloemen zijn wit; de vrucht [N 92 (1982)]
I-5, III-4-3
|
18983 |
dom |
dom:
ein dom (Q020p Sittard),
stom:
sjtóm (Q020p Sittard, ...
Q020p Sittard)
|
dom || Een dom, domkerk. [N 96A (1989)] || niet gemakkelijk denkend, beperkt van verstand, dom [dom, stom, lomp] [N 85 (1981)]
III-1-4, III-3-3
|
22409 |
domino |
domino:
daomenoo sjpeele (Q020p Sittard),
domino (Q020p Sittard)
|
Domino spelen. || Het spel met 28 stenen die op één zijde met ogen of een punt gemerkt zijn (van dubbel blank tot dubbel zes) die tegen elkaar gelegd m oeten worden zó dat telkens gelijke ogen aan elkaar sluiten en waarbij iedere speler probeert domino te worden, d.w.z. zi [N 88 (1982)]
III-3-2
|
18799 |
domme man |
ezelskop:
aezelskop (Q020p Sittard),
kameelskuiken:
kameelskuuke (Q020p Sittard),
kappeskop:
cf. Schuermans p. 221, s.v. "kappus of kappes"kabuiskool (Limb.), hgd. kopfkohl. fr. cabus, it. capuccio, verkl. van capo, int Nederl. kop of hoofd
kappeskop (Q020p Sittard),
klots:
klöts (Q020p Sittard),
stommerik:
sjtómmerik (Q020p Sittard, ...
Q020p Sittard),
stuk vreten:
sjtök vraete (Q020p Sittard),
uilenvodskuiken:
uulevotskuuke (Q020p Sittard)
|
aartsdommerik || dom mens || dommerik || domoor || een dom mens || een dom persoon [domoor, dommerik, dotskop] [N 85 (1981)] || stommerik || uilskuiken
III-1-4
|
18800 |
domme vrouw |
domme trien:
Dat is mich ¯n dóm trien: dat is een domme trien
dóm trien (Q020p Sittard),
trut:
trut (Q020p Sittard),
trutnel:
trutnel (Q020p Sittard)
|
domme gans || domme, plompe meid
III-1-4
|
17908 |
dompelen |
dompen:
dòmpe (Q020p Sittard),
duwen:
in t water duuje (Q020p Sittard),
in het water duwen:
in ⁄t water duuje (Q020p Sittard, ...
Q020p Sittard),
onderduwen:
unger duuje (Q020p Sittard),
soppen:
sóppe (Q020p Sittard)
|
(in het water) dompelen [ZND 01 (1922)], [ZND 23 (1937)] || dompelen [SGV (1914)] || Dompelen: geheel doen onder gaan in een vloeistof (dompelen, duwen, soppen, onderduwen). [N 84 (1981)] || ge moet het doekje in t water dompelen [ZND 23 (1937)] || in een vloeistof dompelen [dopen, doppen, dompelen] [N 91 (1982)]
III-1-2, III-4-4
|
24310 |
donderbeestje |
hommelbeestje:
hömmelbeesjke (Q020p Sittard)
|
donderbeestje
III-4-2
|