20564 |
droesem |
bezinksel:
verzamelfiche, ook mat. van ZND 1a-m
bezenksel (Q020p Sittard),
drab:
dràp (Q020p Sittard),
dras:
dras (Q020p Sittard),
dràs (Q020p Sittard),
most:
most (Q020p Sittard)
|
droesem [ZND 23 (1937)] || droesem; Hoe noemt U: Bezinksel in een wijnfles (droesem, dras) [N 80 (1980)]
III-2-3
|
34236 |
droge koe |
manse koe:
mau̯s kǫu̯ (Q020p Sittard)
|
Koe die geen melk meer geeft maar toch niet drachtig is. [N 3A, 73]
I-11
|
33701 |
droge plekken in moeras |
kop:
kop (Q020p Sittard)
|
Hoger gelegen, droge plekken in een moerasgebied. [N 27, 21a; R 3, 9]
I-8
|
30580 |
droge verfstoffen |
blijwit:
blī.wet (Q020p Sittard)
|
De poedervormige, kleurgevende bestanddelen van een verf. In dit lemma zijn de benamingen voor een aantal droge verfstoffen waarmee men vroeger zelf verf maakte, bijeengeplaatst. Rubriek A bevat algemene benamingen voor droge verfstoffen, terwijl onder B tot en met H de termen voor respectievelijk witte, gele, rode, blauwe, groene, bruine en zwarte verfstoffen zijn opgenomen. Droge verfstoffen werden in L 330 bewaard in 'laden' ('lājǝ'), 'trommels' ('trǫmǝls'), 'bussen' ('bø̜sǝ') en 'doosjes' ('dø̄skǝs'), in K 353 in 'vaatjes' ('v'tjǝs'), in Q 113 in 'blikken bussen' ('blekǝ bøs'), in L 328 in 'blikken bussen' ('blekǝ bø̜s'), in Q 121 in een 'blikken doos' ('blē̜xǝ duǝs'), in L 163 in 'tonnen' ('tonǝ'), in L 267 in 'tonnetjes' ('tø̜nkǝs') en 'houten kistjes' ('hǫwtǝ kesjǝs'), in Q 71 in 'houten bakjes' ('hōtǝn b'kskǝs'), in Q 203 in 'houten tonnetjes' ('hǭtǝ tønǝkǝs'), in Q 113 in 'houten tonnen' ('hōtǝ tǫnǝ'), in P 219 in een 'verfton' ('v'rǝftǫn'), en in L 414 in een 'papieren buil' ('papīrǝ bø̜jl'). [N 67, 1a; N 67, 1b; N 67, 2; N 67, 5-9; monogr.]
II-9
|
32904 |
drogen, droog worden (van gemaaid gras) |
afsterven:
āfštęrvǝ (Q020p Sittard)
|
Het droog worden, gezegd van gemaaid gras. [N 14, 90; monogr.]
I-3
|
25699 |
drogen, vooreesten |
drogen:
(het groenmout wordt) gǝdrø̜x (Q020p Sittard)
|
De kieming stopzetten door het groenmout te laten drogen in de wind of het groenmout onderwerpen aan een inleidend droogproces op de vooreest. Zie ook het lemma ''moutzolder, vooreest''. [N 35, 12; N 35, 19]
II-2
|
20507 |
dronkaard |
drankwagen:
drankwaage (Q020p Sittard),
krakerd:
kraakert (Q020p Sittard),
liefhebber:
spinneweb Dat is ?ne leifhöbber,dae pak zich sjtikkem de zien: hij is een liefhebber van een borrel en drinkt stiekem zijn portie
leifhöbber (Q020p Sittard),
pimpelaar:
pumpelaer (Q020p Sittard),
proeverd:
dat is ene richtige pruivert: hij lust hem graag
pruivert (Q020p Sittard),
zuiplap:
zoeplap (Q020p Sittard),
zōēplàp (Q020p Sittard),
zôeplàp (Q020p Sittard),
zuipnagel:
zoepniggel (Q020p Sittard)
|
drinkebroer || dronkaard; Hoe noemt U: Iemand die voortdurend dronken is (dronkaard, zatlapper, zwanzer, boemelaar, alcoholist) [N 80 (1980)] || pimpelaar || proever
III-2-3
|
20635 |
dronken |
bezopen:
bezaope (Q020p Sittard),
een stuk in de vaan:
sjtök in de vaan (Q020p Sittard),
zat:
zaat (Q020p Sittard, ...
Q020p Sittard),
zāāt (Q020p Sittard),
zat als een vot:
zaat es ein vot (Q020p Sittard),
zo zat als een kanon:
zoo zaat es ein kanōn (Q020p Sittard),
zo zat als een schop:
zoo zaat es ein sjöp (Q020p Sittard)
|
dronken [N 10 (1961)] || kater hebben; Hoe noemt U: Zich niet lekker voelen de dag na een flinke drinkpartij (een kater hebben) [N 80 (1980)] || zat [SGV (1914)]
III-2-3
|
20622 |
dronken zijn |
aangeschoten zijn:
aangesjaote zeen (Q020p Sittard),
een stuk in de vot hebben:
ei sjtök in de vot höbbe (Q020p Sittard),
hem om hebben:
m òm höbbe (Q020p Sittard),
in de olie zijn:
in de aolie zeen (Q020p Sittard),
kachel zijn:
kachel zeen (Q020p Sittard),
zat zijn:
zaat zeen (Q020p Sittard)
|
dronken [N 10 (1961)]
III-2-3
|
25232 |
droog blijven |
het blijft droog:
⁄t blif dreug (Q020p Sittard, ...
Q020p Sittard),
open weer:
aope waer (Q020p Sittard),
t blijft over]:
⁄t blif over (Q020p Sittard),
⁄t drif euver (Q020p Sittard),
⁄t trèk euver (Q020p Sittard),
vast weer:
vas waer (Q020p Sittard)
|
droog blijven hoewel er regen dreigt, gezegd van het weer [t weert heen [N 22 (1963)] || droog blijven, gezegd van het weer [overblijven] [N 81 (1980)]
III-4-4
|