e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Sittard

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
duif, overige soorten grijze (duif): gries (Sittard), kropper: kropduiven  kröppesj (Sittard), moesj: met veel witbont in het verenkleed  mósj (Sittard), pauwstaartje: duivesoort  pauwstertjes (Sittard), reisduif: reisdoef (Sittard), postduif  reisdoef (Sittard), schck: witpenduif  sjek (Sittard), spijkerd: sjpiekert (Sittard), huisduif  sjpiekert (Sittard), veldkratser: ideosyncr. tamme duif die zn voedsel zoekt v.h. vled  veldkratser (Sittard), veldkretserd: veljtkretsert (Sittard), zwerveling: zervende postduif  sjwerveling (Sittard) duif, naar kleur || duif, ov. soorten || duif, soort [N 83 (1981)] || kropduif || postduif || sierduif || veldduif III-4-1
duiker geul: geul (Sittard) de waterdoorgang onder een weg (duiker, heul, geul, schoor) [N 90 (1982)] III-3-1
duim duim: doem (Sittard, ... ), tordel: tø̄.ldǝr (Sittard) duim [N 10 (1961)] || Zie kaart. De in het muurgesteente aangebrachte ijzeren haak voor raam- of deurhengsels. Zie ook afb. 56. In en rond L 289 werd de term her gebruikt voor het metalen scharnierstuk dat aan de deurpost was bevestigd. Het scharnierstuk dat aan de deur vastzat en paste in de her werd 'geheng' ('gǝheŋ') genoemd. Zie voor het woordtype 'toren' ook RhWb viii, k. 1481-1482 s.v. 'Turen': ø̄Türangel, der Stift, um den sich die Tür dreht; auch jener in die Wand geschlagene Eisenhakenø̄, en voor het woordtype 'tordel' ook Limburgs Idioticon, pag. 252, s.v. 'teulder', den, ø̄har, lat. cardo. Geh. Maeskant.ø̄ [N 32, 13a; N 54, 81b-81e; monogr.] II-9, III-1-1
duim, maat van 2,5 cm duim: doem (Sittard), duim (Sittard) de maat die een lengte aangeeft van 1/10 voet (0.028 m) [N 91 (1982)] || de maat die een lengte van 2 1/2 cm aangeeft [duim] [N 91 (1982)] III-4-4
duimbeschermer duimleertje: dūmlē̜rkǝ (Sittard) [monogr.] II-8
duimeling duimeling: dumeling (Sittard), duimelingetje: dumelingske (Sittard) hoesje of deel van handschoen dat ter beschermin van een gekwetste vinger wordt geschoven en aan de pols wordt vastgemaakt [sluif, sleuf, duimeling] [N 23 (1964)] III-1-3
duimstok duimstek: dūmštɛk (Sittard) Vouwbare maatstok waarvan de vier delen ieder vijfentwintig cm lang zijn. Aan de uiteinden is elk deel versterkt met metaal. De metalen scharnieren van de duimstok bestaan uit ronde schijven die over elkaar draaien. De twee scharnieren in het midden zijn penvormig. Vroeger was de duimstok verdeeld volgens de duimschaal; tegenwoordig zijn uitvoeringen in gebruik met aan de ene kant een duimschaal en aan de andere kant een metrische schaal. Zie ook afb. 99. [N 53, 184a; monogr.] II-12
duin duin: duin (Sittard), hoop zand: ⁄n houp-zand (Sittard), moutheuvel: mauwtheuvel (Sittard), schoor: (hoge oever).  sjàor (Sittard) duin, heuvel van zand [zandklip, zandbult, blink] [N 81 (1980)] III-4-4
duits duits: dutsj (Sittard) Duitsch [SGV (1914)] III-3-1
duitse mis duitse mis: duutsje mès (Sittard) Een Duitse mis, door de gelovigen samen gezongen [Duutsje zingmèa?]. [N 96B (1989)] III-3-3