e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Sittard

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
eekhoorn eekhoorn: eikkaore (Sittard), eekhoorntje: ènkörke (Sittard), dim.  eingkøͅrke (Sittard) eekhoorn || eekhorentje [SGV (1914)] III-4-2
eelt, eeltknobbel eelt: eelt (Sittard), gezwel: gesjweel (Sittard), zwel: sjweel (Sittard, ... ) eelt, eeltknobbel [SGV (1914)] || eelt, eeltknobbel [zweel, zweil, weer, jelt] [N 10a (1961)] III-1-2
eeltwrat, zweelwrat frattel: fratǝl (Sittard), spoor: špǭr (Sittard) Wratvormige uitwassen (zweel = eelt) binnenwaarts aan de hoofdschenkels van voor- en achterpoten. Ze zijn, net als de vingerafrukken bij de mens, volkomen individueel. Men veronderstelt dat ze overblijfselen van een extra teen of aanhangsel zijn. Zie afbeelding 2.27. [A 4, 2e; L 20, 2e; N 8, 32.1, 32.3, 32.4, 32.13, 32.15 en 32.16] I-9
een aanmerking maken get aanmerken: aanmirke (Sittard) aanmerkingen maken III-1-4
een aflaat verdienen aflaat verdienen: aafloat verdeine (Sittard), verdienen: verdeine (Sittard) Een aflaat verdienen/winnen/bekomen/halen/bidden [ne ablas verdeene?]. [N 96B (1989)] || Het veertigurengebed: de drie dagen = veertig uur durende aanbidding van het uitgestelde Allerheiligste, gehouden b.v. tijdens de carnavalsdagen. [N 96B (1989)] III-3-3
een balletje trappen krallen: Hae kralde de bal door n roet haer: hij trapte de bal door een vensterruit.  kralle (Sittard), kuiten: Ook: knoeien; om s keizersbaard spelen.  kuite (Sittard) Balletje trappen. || Met een stel jongens voor de lol een balletje trappen. III-3-2
een boom omhakken omhouwen: omhǫwǝ (Sittard) Een boom met behulp van een bijl omhakken. Zie ook het volgende lemma. [N 50, 10a; N 75, 113a; monogr.] II-12
een borrel drinken een drupje drinken: verzamelfiche, ook mat. van ZND 1a-m  dröpke drénke (Sittard), pitsen: pitsje (Sittard), pitsjə (Sittard), schnaps drinken: sjnaps drénke (Sittard) druppel (drinken), een borrel pakken [ZND 23 (1937)] || jenever drinken; Hoe noemt U: Jenever drinken (proeven, likken) [N 80 (1980)] III-2-3
een cadeau geven bescheren: besjaere (Sittard), schenken: sjènke (Sittard) Geschenken geven. || Kado geven [schenken, besteken]. [N 89 (1982)] III-3-2
een dag overslaan bij het leggen lagen: lǭgǝ (Sittard) [N 19, 36] I-12