18112 |
eksteroog |
eksteroog:
aeksteroug (Q020p Sittard),
esteroog:
aesteroug (Q020p Sittard),
êsteroug (Q020p Sittard)
|
eksteroog (op de tenen, fr. cor) [ZND 19 (1936)] || likdoorn, eksteroog [SGV (1914)] || Likdoorn: pijnlijke hoornachtige verharding van de opperhuid met een naar binnengekeerde punt, meestal aan de tenen (eksterenoog, weer, weeroog, likdoorn). [N 84 (1981)]
III-1-2
|
25252 |
el, maat van 0,69 m |
el:
el (Q020p Sittard),
maastrichtse el:
Oude maten en gewichten zooals die in Sittard gebruikt werden, overgenomen uit het dialect-boek van P.J.G. Schelberg. Lengtematen: Maastrichts el: 0,669m. verdeeld in 16 talien à 0,0418125 m. strekkende roede 4,5532m. verdeeld in 16 voet à 0,254575 m.; de voet in 10 duim à 0,0284575m. Vlaktematen: vierkante sint Lambertusvoet: 0,0851 m2 vierkante voet, meest gebruikt: 0,0809830m2 vierkante roede 20,5499 c.a. verdeeld in 16 voet à 1,284118 c.a. zil of vrech: 100 roeden, 2054,99 c.a. mörge: 150 kleine roeden, 3882,488 c.a. boender: 400 roeden, 821996 c.a.
Maastrichtse el (Q020p Sittard)
|
de maat die een lengte aangeeft van 0.67 m. [N 91 (1982)] || de maat die een lengte aangeeft van 68 cm [el, mut] [N 91 (1982)]
III-4-4
|
19685 |
elektriciteit |
lektrisch:
klemtoon op de lek
lɛktriš (Q020p Sittard)
|
electriciteit
III-2-1
|
33797 |
elleboog |
elleboog:
ęlǝbōx (Q020p Sittard)
|
Been dat de beweging van de bovenarm van de poot bevordert. Zie afbeelding 2.20. [N 8, 32.1 en 38.2]
I-9
|
18829 |
ellende (lijden) |
miserie:
misèrie (Q020p Sittard)
|
een rampzalige, zeer beklagenswaardige toestand [ellende, miserie] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
24504 |
els |
els:
aels (Q020p Sittard, ...
Q020p Sittard),
zuil:
zyl (Q020p Sittard)
|
els, boom of struik || elzenboom || Het gebogen, puntige instrument om gaatjes voor het naaien vóór te steken. Men kent een spanels, een doornaaiels en een bros. Dierick zegt op pag. 83: "Het klein en broos werktuig dat een schoenmaker dagelijks te gebruiken heeft is het elsen. Daar zijn er verscheidene grootten en soorten. De elsens om binnenzolen te naaien zijn gekromd en moeten geschikt zijn licht of zwaar volgens het werk; een lang, zwaar elsen is goed voor zwaar manswerk en om in te rijgen. Een zwaar elsen om licht te naaien is altijd af te keuren, daar een fijne draad niet goed sluiten kan in de wijde gaten door het elsen in de binnenzool gemaakt en dus geen vaste naad kan voortbrengen. Gewoonlijk is de punt van een nieuw elsen te dik en moet wat verscherpt worden om goed door het leder te kunnen steken; het gebeurt wel eens dat de punt afkraakt, dit kan hersteld worden met er een aan te slijpen. Het elsen moet in een houten handvatsel vastgezet worden en moet er recht in zitten; het mag noch achteruit noch vooruit hellen en bijzonderlijk niet scheef of men is elke steek in gevaar het te breken, en de hand te kwetsen. [N 60, 176a; N 60, 234; N 60, 176c; S 28; L 5, 62; L B2, 238; L 40, 72; Wi 13; A 27, 17; monogr.]
II-10, III-4-3
|
19686 |
emmer |
aker:
eeker (Q020p Sittard),
houten tob:
houte’n top (Q020p Sittard),
oute’n top (Q020p Sittard),
tob:
tob (Q020p Sittard),
top (Q020p Sittard, ...
Q020p Sittard),
verklw. tËpke
top (Q020p Sittard),
zinken tob:
sinke top (Q020p Sittard)
|
aker || emmer || emmer van hout [DC 15 (1947)] || emmer van zink of email [DC 15 (1947)]
III-2-1
|
17703 |
endeldarm |
aarsdarm:
aasjderm (Q020p Sittard),
endeldarm:
endelderm (Q020p Sittard)
|
endeldarm [aarsdarm, enteldeerm, gatdarm, teenentoewt] [N 10 (1961)]
III-1-1
|
23713 |
engel des heren |
engel des heren:
Engel des Heren (Q020p Sittard)
|
Het "Engel des Heren"of "Angelus", het gebed bij het Angelus-luiden. [N 96B (1989)]
III-3-3
|
24313 |
engerling, larve van de meikever |
larve:
Veldeke
larf (Q020p Sittard)
|
engerling, larve van de meikever die aan gras- en plantenwortels vreet [N 26 (1964)]
III-4-2
|