33494 |
appelboom |
appelboompje:
Vraag: "appelboomjes", diminutief gelaten; enkelvoud opgenomen
appelbuimke (Q020p Sittard)
|
[DC 03 (1934)]
I-7
|
20698 |
appelmoes |
appelenmoes:
appelemouws (Q020p Sittard),
appelmoes:
appelmaos (Q020p Sittard),
compote:
Fr. compote
kómpot (Q020p Sittard),
compte:
compot (Q020p Sittard),
compôt (Q020p Sittard),
cōmpot (Q020p Sittard),
(vlg. fr. compôte).
kómpot (Q020p Sittard)
|
Appelmoes (appelpommee?) [N 16 (1962)] || appelmoes [trot, trut] [N 38 (1971)] || vruchtenmoes
III-2-3
|
21119 |
appels van de boom schudden |
afschuddelen:
aafsjuddələ (Q020p Sittard),
schuddelen:
ideosyncr.
sjuddele (Q020p Sittard),
sjöddele (Q020p Sittard)
|
Appels van de boom schudden (muiken). [N 82 (1981)]
III-2-3
|
20744 |
appeltaart |
taartenpom:
tartepom (Q020p Sittard, ...
Q020p Sittard),
tartepòm (Q020p Sittard, ...
Q020p Sittard),
Fr. tarte de pomme ?n tartepumke: klein driekant gebakje van bladerdeeg gevuld met pruimenmoes
tartepóm (Q020p Sittard),
toeslag:
toesjlaag (Q020p Sittard)
|
appelflap, appeltaart met deksel || appeltaart || Appeltaart (tartepom?) [N 16 (1962)]
III-2-3
|
20753 |
appeltaartje |
appelbuntje:
appelbuntje (Q020p Sittard),
ooftbontje:
eufbuntje (Q020p Sittard),
taartenpommetje:
tartepumke (Q020p Sittard),
toeslag:
toesjlaag (Q020p Sittard),
toeslagje:
toeschlaegske (Q020p Sittard),
toesjlaegske (Q020p Sittard)
|
Appeltaartje (tartepumke, toeslaag?) [N 16 (1962)]
III-2-3
|
24119 |
appelvink |
appelvink:
appelvénk (Q020p Sittard),
kersenknapper:
keesjeknapper (Q020p Sittard),
kersvink:
keesjvènk (Q020p Sittard)
|
appelvink || appelvink (18 grote snavel, kort staartje; grote vogel; zeer schuw; zeldzaam; vreet vruchtenpitten; roep [ptik] [N 09 (1961)]
III-4-1
|
21848 |
arbeid |
werk:
werk (Q020p Sittard)
|
het werken, het arbeiden [foter, werk] [N 89 (1982)]
III-3-1
|
30265 |
architraaf |
chambranle:
šābraŋ (Q020p Sittard
[(meervoud: šābraŋǝ)]
)
|
Zie kaart. Omlijsting van een raam- of deurkozijn, doorgaans in de vorm van een geprofileerde lat. In de eenvoudigste vorm bestaat de architraaf uit een koplat die op het kozijn wordt gespijkerd. Meestal wordt er echter een platstuk aan toegevoegd dat met de koplat een geheel kan uitmaken of ook wel afzonderlijk met een sponning in de koplat wordt gewerkt. Wanneer de architraaf breder is dan het kozijnhout, worden in de muur architraafklossen gemetseld waartegen de architraaf kan worden vastgezet. [N 55, 20; N 55, 145; monogr.]
II-9
|
24937 |
arduin, hardsteen |
ardenner steen:
ardennersteen (Q020p Sittard),
blauwe steen:
blauw steen (Q020p Sittard),
naamse steen:
eemsje sjtein (Q020p Sittard),
namuurse steen:
(blauwe kleur).
Namuurse steen (Q020p Sittard)
|
hardsteen || hardsteen, harde, meest blauwgrijze kalksteen, gebruikt voor stolpen, hoekstenen enz [arduin] [N 81 (1980)]
III-4-4
|
25272 |
are, maat van 100 m2 |
are:
are (Q020p Sittard)
|
de maat die een oppervlakte aangeeft van 100 vierkante meter [are] [N 91 (1982)]
III-4-4
|