e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Sittard

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
jam gelei: sjlei (Sittard), jam: jam (Sittard), sjem (Sittard), sjém (Sittard), zjém (Sittard) jam || jam; Hoe noemt U: Gelei van met suiker gekookte, fijngemaakte vruchten, om op de boterham te smeren (jam, confiture) [N 80 (1980)] III-2-3
jammer jammer: dat tis jao‧mer (Sittard), det is jaomer (Sittard), et is jaomer (Sittard), het is jaomer (Sittard), jaomer (Sittard, ... ), ⁄t is jaomer (Sittard, ... ), ⁄t is jao‧mer (Sittard), ⁄t is jāōmer (Sittard), jammerlijk: jemmerlik (Sittard), spijtig: ⁄t is sjpietig (Sittard), zonde: det is zunj (Sittard), et is zunj (Sittard), zunj (Sittard, ... ), ⁄t is zunj (Sittard) jammer [zund] [N 07 (1961)] III-1-4
jan in de zak broeder: broeder (Sittard) Koek die in een ketel met water gekookt is (broeder?) [N 16 (1962)] III-2-3
janken jammeren: ideosyncr.  jémere (Sittard), janken: janke (Sittard), ideosyncr.  janke (Sittard), joenken: jōēng’kə (Sittard) Hoe noemt u een klagelijk hoog geluid voortbrengen, maar minder luid dan bij 018c (jonkelen, janken, kajiten, kajankelen, jammen) [N 83 (1981)] III-2-1
janplezier janplezier: janplezier (Sittard) een grote open wagen met dwarsbanken [bankwagen, sjarban, jan-plezier] [N 90 (1982)] III-3-1
jarig zijn jarig zijn: hae is jaorig (Sittard), hae is jeerig (Sittard), is ... jäörig (Sittard), jeerig (Sittard), Of: jeerich. [vgl. pag. 157].  jäörich (Sittard), Zie: jäörich.  jeerich (Sittard), verjaren: verjeere (Sittard) Hij is in juli jarig, maar de datum ... ik vergeten. [DC 45 (1970)] || Hij is morgen jarig. [DC 02 (1932)] || Jarig. || verjaardag [SGV (1914)] || Verjaren. III-3-2
jarretelle help: [sic]  helpe (Sittard), jarretelle (fr.): sjarretels (Sittard), sjartèl (Sittard) Fr. jarretelle, kous- of sokophouder || jarretels, bandjes aan corset of gordel waaraan de kousen worden vastgeknoopt [N 24 (1964)] III-1-3
jas: algemeen frak: frak (Sittard), Zie ook sjluppejas.  frak (Sittard), jas: jas (Sittard, ... ), jäs (Sittard) frak || jas [SGV (1914)] || jas in het algemeen [kölder, frak, palleto, rok, pit, kazak] [N 23 (1964)] || jassen (mv.) [SGV (1914)] III-1-3
jasje van het mantelpak jasje: jeske (Sittard), manteljasje: mantjeljeske (Sittard), mantelpakjasje: mantelpakjeske (Sittard) jasje van het mantelpak [N 23 (1964)] III-1-3
jasschort jasscholk: jasschjolk (Sittard), jassjolk (Sittard) schort die aan de voorkant als een jas wordt dichtgeknopt [N 24 (1964)] III-1-3