20599 |
kandeel |
grog:
grok (Q020p Sittard),
grōg (Q020p Sittard),
slemp:
sjlemp (Q020p Sittard),
slempap:
met bier
sjlèmpap (Q020p Sittard)
|
kandeel; Hoe noemt U: Warme drank bereid uit wijn (bier, melk) met eierdooiers, suiker en kaneel, al of niet met wittebrood (kandeel, zuipen) [N 80 (1980)]
III-2-3
|
19578 |
kandelaar |
kaarsenluchter:
keerseluchter (Q020p Sittard),
kandelaber:
kandelaaber (Q020p Sittard),
kandelaber (Q020p Sittard),
luchter:
luchter (Q020p Sittard),
mit bobèche
luchter (Q020p Sittard)
|
kandelaar || lamp/ luchter; inventarisatie soorten en gebruiksmogelijkheden; betekenis/uitspraak [N 20 (zj)] || luchter
III-2-1
|
23431 |
kandelaar op het altaar |
kaarsenluchter:
kèrseluchtesj (Q020p Sittard)
|
De kandelaars, de kaarseluchters op het altaar [kèrseluchters, keëtseluëtersj]. [N 96A (1989)]
III-3-3
|
20625 |
kandijsuiker |
brostsuiker:
Bróssókker in eine ketoene vaam: kandijsuiker, om een katendraad gegoten Bij het uit de vorm lossen brak de plm. een centimeter dikke kandijstaaf in kleine stukjes. De kinderen vonden dit een heerlijke lekkernij
bróssókker (Q020p Sittard)
|
kandijsuiker
III-2-3
|
20836 |
kaneel |
kaneel:
kənē.l (Q020p Sittard)
|
kaneel
III-2-3
|
19109 |
kans |
kans:
kans (Q020p Sittard)
|
De mogelijkheid, waarschijnlijkheid om te winnen of te verliezen [kans, hasard]. [N 88 (1982)]
III-3-2
|
31908 |
kantbeitel |
stembeitel:
štęmbęj.tǝl (Q020p Sittard),
stemijzer:
štęmī.zǝr (Q020p Sittard)
|
Robuust uitgevoerde houtbeitel met een dik, smal beitelblad, waarvan de afgeschuinde zijkanten meestal bij elkaar komen en zo een rug vormen. Er bestaan echter ook bredere uitvoeringen van de kantbeitel. Zie afb. 65. Door de zware uitvoering van het blad is de beitel geschikt om met een hamer in het hout gedreven te worden. De wagenmaker gebruikt de kantbeitel onder meer voor het hakken van gaten in berries en naven. [N 53, 35c; N 53, 36-37; N G, 25a; monogr.]
II-12
|
21721 |
kantongerecht |
kantongerecht:
kantongerecht (Q020p Sittard)
|
het laagste rechtscollege, bevoegd tot kennisneming van kleine burgerlijke zaken en tot berechting van overtredingen [kantongerecht, tribunaal] [N 90 (1982)]
III-3-1
|
27442 |
kap |
hemel:
hēmǝl (Q020p Sittard)
|
Dat deel van de klomp dat zich boven de voorvoet bevindt. Zie ook afb. 257. Bij de hoge klomp loopt de kap tot boven de wreef door, bij de lage klomp is de kap veel lager en korter. [N 97, 30; monogr.]
II-12
|
33116 |
kap aan de vlegelknuppel |
kap:
kap (Q020p Sittard)
|
In tegenstelling tot de kap aan de vlegelstok die van ijzer is, is de kap aan het slaghout van leer. De meest voorkomende vorm van deze kap is een zeer stevig stuk taai varkensleer (in Q 9: van ezelleer); aan de uiteinden zitten enkele gaatjes, waar een leren veter doorheen wordt gehaald waarmee de kap, met een lus, om de vlegelknuppel wordt vastgesnoerd. Daartoe zijn in de enigszins afgeplatte kant van de knuppel enkele (doorgaans drie) inkepingen gemaakt waar de veters doorheen lopen. Zie afbeelding 10, d. In L 286 tekent de zegsman een vlegelknuppel met een gat erin, waardoor de vlegelband loopt. [N 14, 3b, 3d en 3e; JG 1a, 1b; monogr.]
I-4
|