33115 |
kap aan de vlegelstok |
beugel:
beugel (Q020p Sittard),
oog:
ǫu̯x (Q020p Sittard)
|
Het uiteinde van elk van beide vlegelhouten voorzien van een kap die dient om de twee houten delen aan elkaar te bevestigen en wel op zo''n manier dat de slaande werking van de vlegel bij het dorsen optimaal is. Bij de meest voorkomende scharnierconstructie is de kap aan de vlegelstok van metaal en die aan de vlegelknuppel van leer. In dit lemma gaat het dus om de metalen kap aan de vlegelstok; meestal is er een beugel aangesmeed; deze ring of oog is vaak benoemingsmotief voor de gehele kap. Zie afbeelding 10, c. Soms vindt men, in plaats van de metalen kap, aan het uiteinde van de vlegelstok twee geboorde gaten waar de vlegelband doorheen loopt; de zegslieden van L 282 en 288 geven dit uitdrukkelijk op; zie afbeelding 10, f. [N 14, 3b, 3d en 3e; JG 1a, 1b; monogr.]
I-4
|
18677 |
kap van een lange schoudermantel |
kap:
kap (Q020p Sittard),
koets:
koetsj (Q020p Sittard),
muts:
mutsj (Q020p Sittard),
mötsj (Q020p Sittard)
|
kap || kap van lange schoudermantel zonder mantel [kovel, keuvel] [N 23 (1964)]
III-1-3
|
23489 |
kapelletje |
kapelletje:
kapelke (Q020p Sittard)
|
Een bedehuisje langs de weg of in het veld, gebouwd uit devotie voor een heilige of uit dankbaarheid voor verkregen gunsten [kapel, kapelleke, kapelke, kapelsje, heiligenhuisje, keske(=kastje)?]. [N 96A (1989)]
III-3-3
|
29946 |
kaphamer |
kaphamer:
kaphāmǝr (Q020p Sittard),
muurhamer:
mūrhāmǝr (Q020p Sittard)
|
Metselaarsgereedschap dat wordt gebruikt voor het behakken van metselstenen. De kop van de bikhamer heeft aan één uiteinde een horizontale, spits toelopende staart, terwijl het andere uiteinde van een verticale, spits toelopende staart is voorzien. Er bestaan ook uitvoeringen waarvan de kop aan één kant is uitgevoerd met een dik vierkant uiteinde, terwijl de andere kant een horizontaal spits toelopende staart heeft. Zie ook afb. 8. Het woord 'verkeerhamer' werd volgens Van Houcke (pag. 132) in Turnhout en omgeving gebruikt. [N 30, 15a; monogr.]
II-9
|
29949 |
kapheep |
hakmes:
hakmɛts (Q020p Sittard),
heep:
hējp (Q020p Sittard),
kapmes:
kapmɛts (Q020p Sittard)
|
Hakmes waarmee men mortelresten van oude metselstenen verwijdert. Zie ook afb 10. [N 30, 15d; monogr.]
II-9
|
18293 |
kapmantel |
cape (eng.) met capuchon (fr.):
keep met capuchon (Q020p Sittard),
fuik:
foek (Q020p Sittard),
kapmantel:
kapmantel (Q020p Sittard)
|
fuik || schoudermantel, lange ~ zonder mouwen maar met een kap [kapmantel, kabang, kaban, foek, hoek, schommantel] [N 23 (1964)]
III-1-3
|
18417 |
kapoets |
kapoets:
kabótsj (Q020p Sittard),
kapótsj (Q020p Sittard),
koets:
misprijzend
koetsj (Q020p Sittard)
|
kapoets, in de betekenis van hoofddeksel; betekenis/uitspraak [N 25 (1964)] || kapoets, ouderwetse vrouwenmuts || kapoets, wollen muts (meestal gedragen door oudere vrouwen)
III-1-3
|
18176 |
kapothoedje |
kapothoed (<fr.):
kapodhoud mit liure (linten) (Q020p Sittard),
kapothoedje (<fr.):
voor dames
kapothuidje (Q020p Sittard)
|
dameshoed (niet rond) [N 23 (1964)] || kepothoedje, kaputje, in de betekenis van hoofddeksel; betekenis/uitspraak [N 25 (1964)]
III-1-3
|
25254 |
kapper, maat van 0,2 liter |
anker:
anker (Q020p Sittard)
|
inhoudsmaat
III-4-4
|
19483 |
kapstok |
kapstok:
ook lang mager mens
kapsjtok (Q020p Sittard)
|
kapstok
III-2-1
|