21221 |
karweien |
hand- en spandienst:
handj en span deins (Q020p Sittard)
|
onbetaalde arbeid verrichten aan de openbare wegen (karweien, botten) [N 90 (1982)]
III-3-1
|
31572 |
karwip |
wip:
wøp (Q020p Sittard)
|
Werktuig dat door smeden wordt gebruikt om karren op te lichten, bijvoorbeeld wanneer er onderdelen van een wiel zoals een naafbus of wielband vervangen moeten worden. Het bestaat uit een getande stang die door middel van een hefboom omhoog en omlaag kan worden bewogen. Mogelijk kunnen met de termen in dit lemma ook andere soorten heftoestellen worden bedoeld. Zie ook afb. 208. [N 17, 81; N 33, 283; monogr.]
II-11
|
19695 |
kast |
kast:
kas (Q020p Sittard, ...
Q020p Sittard,
Q020p Sittard),
kist:
verklw. kesjke
kes (Q020p Sittard)
|
kast [SGV (1914)]
III-2-1
|
19505 |
kastplank |
bred:
braed (Q020p Sittard),
laag:
lōͅx (Q020p Sittard),
schap:
šāp (Q020p Sittard)
|
berd, legplank langs de muur of in een kast || plank in een kast [DC 16 (1948)]
III-2-1
|
19826 |
kat |
kat:
kat (Q020p Sittard),
kát (Q020p Sittard),
miem:
miem (Q020p Sittard, ...
Q020p Sittard),
mimmeltje:
ideosyncr.
mimmelke (Q020p Sittard),
motsje:
ideosyncr.
mòtsjke (Q020p Sittard)
|
Hoe noemt u een kat (poes, mies, kat, balkhaas, zandhaas, marol) [N 83 (1981)] || kat [SGV (1914)] || poes
III-2-1
|
22311 |
katapult |
katapult:
kattepiel (Q020p Sittard),
vgl. pag. 170: Catapult.
kattepiel sjeite (Q020p Sittard)
|
[Katapult schieten]. || Catapult.
III-3-2
|
23345 |
kathedraal |
kathedraal:
ein katedraal (Q020p Sittard)
|
Een kathedraal. [N 96A (1989)]
III-3-3
|
23213 |
katholiek |
chris:
kris (Q020p Sittard)
|
katholiek [SGV (1914)]
III-3-3
|
28768 |
katoen |
katoen:
katūn (Q020p Sittard)
|
Uit katoendraden geweven stof. Leverancier van de katoendraad is een kruid-, struik- of boomachtige plant ø̄voor het grootste deel verbouwd in Noord-Amerika, Zuid-Amerika, Egypte (macco of mako), Oost-Indië, China, Ethiopië en Ruslandø̄ (Bonthond, s.v. ø̄katoenø̄). [N 62, 85; N 62, 77; N 62, 75c; N 59, 201; MW; L 1a-m; L 27, 73; L 41, 40a; S 17; monogr.]
II-7
|
33453 |
kattegat |
springlok:
špręŋlǭk (Q020p Sittard)
|
Een al dan niet afgeschermde opening onder in de schuurpoort die katten in staat stelt om de schuur in te gaan om muizen en ratten te vangen. Blijkbaar wordt deze opening ook door kippen gebruikt. [N 4A, 42i; monogr.]
I-6
|