e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Sittard

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
kelk kelk: kelk (Sittard) De kelk, de misbeker [kelk, kelch, mèskelk?]. [N 96B (1989)] III-3-3
kelkdoekje kelkdoekje: Kelkduukske (Sittard) Het kelkdoekje [kelkduukske, -deukske, kelchduchsje?]. [N 96B (1989)] III-3-3
kelklepeltje lepeltje: lèpelke (Sittard) Het kelklepeltje. [N 96B (1989)] III-3-3
kemphaan kemphaan: kemphaan (Sittard) kemphaan (29 alleen langs de rivieren in weiland; mannetjes hebben in het voorjaar bonte veerkragen en houden gezamenlijke schijngevechten [N 09 (1961)] III-4-1
kennen kennen: kènne (Sittard), kénne (Sittard) kennen [SGV (1914)] III-1-4
kerel kerel: kêl (Sittard), kɛ.l (Sittard) kerel [RND], [SGV (1914)] III-3-1
keren draaien: drēǝ (Sittard) Als men heen en weer ploegt, moet men aan het einde van iedere voor het (de) paard(en) met de ploeg laten draaien, om langs de juist geploegde voor verder te ploegen. Bij de modernere wentelploegen wordt bij het draaien het dubbele ploeglichaam omgekeerd. Bij de oude keerploeg moest men bij het keren het riester en gewoonlijk ook het kouter omzetten. [N 11, 63; N 11A, 98f + 98g + 123c; JG 1a; div.; monogr.] I-1
kerk kerk: de kirk (Sittard), hae waar te vruig in de kirk (Sittard), kirk (Sittard) De kerk, het kerkgebouw [kèrk, krèk, kirk, kirch]. [N 96A (1989)] || kerk [SGV (1914)] || te vroeg in de kerk zijn [N 08 (1961)] III-3-3
kerkbank bank: bank (Sittard) Één zon bank. [N 96A (1989)] III-3-3
kerkbanken banken: bènk (Sittard) De banken in de kerk, de kerkbanken meervoud. [N 96A (1989)] III-3-3