17561 |
been, beenderen |
been:
bein (Q020p Sittard),
knook:
knaok (Q020p Sittard, ...
Q020p Sittard),
knāōk (Q020p Sittard),
knäök (Q020p Sittard),
knöök (Q020p Sittard, ...
Q020p Sittard,
Q020p Sittard)
|
beenderen [N 10a (1961)] || beenderen (op het kerkhof) [ZND 21 (1936)] || benen, been (Frans: un os) [knook, knowk, been, bot] [N 10 (1961)]
III-1-1
|
20193 |
beenderen op het kerkhof |
knook/knoken (ev./mv.?):
znd 21, 009c
knöök (Q020p Sittard)
|
beenderen (op het kerkhof) [ZND 19 (1936)]
III-2-2
|
33898 |
beervoetigheid |
doorslaan:
dōrslōn (Q020p Sittard)
|
Beervoetige stand, een afwijking, waarbij de kootas naar voren is gebroken door het achterwaarts doorzakken van de koot, zodat de vetlok met de bodem in aanraking komt. [JG 1a, 1b; N 8, 93b]
I-9
|
19140 |
beestachtig persoon; beestachtig |
sakker:
vraag 400 is een dubbel bestand (2 x 115) waaruit twee lemmata vervaardigd moeten worden: "beestachtig (van karakter)"; "beestachtig persoon
sakker (Q020p Sittard)
|
met een zeer slecht, beestachtig karakter [sakkers] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
20487 |
beet, hap |
bof:
bof (Q020p Sittard),
bóf (Q020p Sittard, ...
Q020p Sittard),
bôef (Q020p Sittard),
bøf (Q020p Sittard)
|
hap || hap; Hoe noemt U: Zoveel als men in één keer afbijt of in de mond neemt (hap, beet, knap, kneuvel) [N 80 (1980)]
III-2-3
|
25053 |
beetje, een weinig |
beetje:
bitje (Q020p Sittard),
bitsjke (Q020p Sittard),
fietsel:
(fitsjele).
fitsjel (Q020p Sittard),
(ook: e vetske (een klein beetje). ps. boven de e (van vetske) moet nog een punt staan; deze combinatieletter is niet te maken (betekent: korte vocaal als in het Ned. bek, gek).
fitzjel (Q020p Sittard),
get:
ps. boven de e (van get) moet nog een punt staan; deze combinatieletter is niet te maken (betekent: korte vocaal als in het Ned. bek, gek).
get (Q020p Sittard),
greuzeltje:
grizzelke (Q020p Sittard),
grobsel:
(greezele-greezelke).
greezel (Q020p Sittard),
kiets:
kits (Q020p Sittard),
klatsje:
kletsjke (Q020p Sittard),
klitsjke (Q020p Sittard),
klinseltje:
klinjszelke (Q020p Sittard),
kritsje:
kretske (Q020p Sittard),
tuiterluit:
tuiterluit (Q020p Sittard)
|
beetje, een weinig || beetje, geringe hoeveelheid
III-4-4
|
18536 |
bef |
bef:
bef (Q020p Sittard),
befje:
befke (Q020p Sittard, ...
Q020p Sittard,
Q020p Sittard)
|
bef [bavetje, sammezetje, bandje] [N 23 (1964)]
III-1-3
|
18886 |
begeerlijk |
begeerlijk:
begeerlik (Q020p Sittard)
|
sterk verlangend [hebbelijk, begeerlijk, begierig, begerig] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
18885 |
begeren |
snakken:
sjnakke nao (Q020p Sittard)
|
sterk wensen, verlangen koesteren naar [begeren, geren, lusten] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
18997 |
begerig |
begerig:
begeerig (Q020p Sittard)
|
begeerig [SGV (1914)]
III-1-4
|