34140 |
met opgeheven staart rondlopen |
biezen:
besǝ (Q020p Sittard)
|
[N 3A, 9a; JG 1a, 1b; monogr.]
I-11
|
34003 |
met paard en kar rijden |
varen:
vārǝ (Q020p Sittard)
|
[JG 1b, 2c; N 8, 100; Wi 33; monogr.]
I-10
|
34004 |
met paard en koets rijden, paardrijden |
rijden:
rīi̯ǝ (Q020p Sittard)
|
Het paard besturen als het voor de koets gespannen is, of als het als rijdier gebruikt wordt. Deze twee begrippen worden terminologisch niet onderscheiden. [JG 1a, 1b; Wi 29; monogr.]
I-10
|
22347 |
met sneeuwballen gooien |
sneeuwballen smijten:
sjneebel sjmiete (Q020p Sittard)
|
Met sneeuwballen naar elkaar gooien [ruiken]. [N 88 (1982)]
III-3-2
|
17969 |
met snelheid over iets heen vliegen |
snorren:
sjneure (Q020p Sittard)
|
vliegen: Met snelheid over iets heen ~ (snoeken). [N 84 (1981)]
III-1-2
|
19062 |
met tegenzin |
tegen wil en dank:
tênge wil en dank (Q020p Sittard)
|
tegen heug en meug [SGV (1914)]
III-1-4
|
25101 |
met tussenpozen regenen |
buien:
buuje (Q020p Sittard, ...
Q020p Sittard),
buiig:
bujig waer (Q020p Sittard),
schuilen:
sjoel (Q020p Sittard),
zouwelen:
zauwələ (Q020p Sittard),
zuielen:
⁄t zuijelt (Q020p Sittard)
|
af en toe regenen [veuren] [N 81 (1980)] || regenen bij tussenpozen [buien, sjoelen] [N 22 (1963)]
III-4-4
|
22793 |
met vuur spelen |
vonkelen:
[Sub aanvullingen (no. 2)]
vunkele (Q020p Sittard)
|
Met vuur spelen.
III-3-2
|
25531 |
met zwakke werking |
zeeuwse:
zēwsǝ (Q020p Sittard)
|
Kwaliteitsaanduiding, gezegd van bloem die nat is of geen weerstand heeft. Deze bloem is in het algemeen van inlandse komaf en daardoor zou men zeggen van slechtere kwaliteit [N 29, 16]
II-1
|
33047 |
metalen deel van de mathaak |
pik:
pek (Q020p Sittard)
|
De licht gebogen ijzeren tand van de mathaak. Voor de fonetische documentatie van het woorddeel [zicht]- zie het lemma ''zicht'' (4.3.1). [N 18, 72b; monogr.; add. uit JG 1b]
I-4
|