25100 |
motregenen, licht regenen |
fiezelen:
(fizzelde-haet gefizzelt). ps. onder de eerste e (van fizzele, fizzelde en gefizzelt) moet nog een punt staan; deze combinatieletter is niet te maken (betekent: stomme vocaal als in het Ned. bode, gemak).
fizzele (Q020p Sittard),
motregenen:
⁄t motregent (Q020p Sittard),
siebelen:
⁄t ziebelt al (Q020p Sittard),
sprinkelen:
⁄t sjpringkelt (Q020p Sittard),
zeveren:
zeivere (Q020p Sittard, ...
Q020p Sittard),
⁄t begint te zeivere (Q020p Sittard),
⁄t zeivert (Q020p Sittard),
zouwelen:
het begint te zauwele (Q020p Sittard),
zauwele (Q020p Sittard, ...
Q020p Sittard),
zauwələ (Q020p Sittard, ...
Q020p Sittard),
⁄t zauwelt (Q020p Sittard, ...
Q020p Sittard),
(zauwelde, haet gezauweld)
zauwele (Q020p Sittard)
|
beginnen te motregenen [te stieven, stiefregenen, mozelen, smossen, riezelen, ziebelen, zauwelen, netelen, zéémelen] [N 22 (1963)] || klein beetje regen [muggepis, pleisterke regen] [N 81 (1980)] || lichtjes regenen [sprenkelen, siebelen, zeiveren] [N 22 (1963)] || miezelen, motregenen || motregen, stofregen [moef-, stief-, smook- naajersregen, stobber, mozel, mot, smies] [N 22 (1963)] || motregenen || zeer weinig regenen, zodat de grond maar net nat is [spruikelen] [N 81 (1980)]
III-4-4
|
25664 |
mout |
mout:
mawt (Q020p Sittard),
mout (Q020p Sittard)
|
Het op de eest of eestvloer gedroogde en eventueel geroosterde graan. Zie ook de semantische toelichting bij het lemma ''eesten''. [N 35, 20; L 1a-m; L 1u, 166; S 5; Jan 14d; monogr.]
II-2
|
25666 |
mouter |
mouter:
māwtǝr (Q020p Sittard),
mǫwtǝr (Q020p Sittard)
|
De persoon die het brouwgraan tot mout verwerkt. In de grotere bedrijven ook de persoon die toezicht houdt over het moutpersoneel (Claessen, p. 3. 2). In L 210 en L 294 kent men geen aparte mouter, daar wordt het mouten door de brouwer zelf gedaan. [N 35, 24; monogr.]
II-2
|
25665 |
mouterij |
brouwhuis:
bruhūs (Q020p Sittard)
|
Het gedeelte van de brouwerij of het bedrijf waar alle bewerkingen van het mouten plaatsvinden. [N 35, 23; monogr.]
II-2
|
25688 |
moutkiemen |
kiemen:
kęjmǝ (Q020p Sittard),
scheuten:
sø̄t (Q020p Sittard)
|
De eerste scheuten aan de kiemende gerst. Zie de semantische toelichting bij het lemma ''kiemen''. [N 35, 26]
II-2
|
25706 |
moutmolen |
moutmolen:
mawtmø̄lǝ (Q020p Sittard),
pletmolen:
plętmø̄lǝ (Q020p Sittard)
|
De molen waarin het mout wordt fijngemaakt. De invuller uit L 325 merkt op dat het hier ging om een molen met walsen. Zie afb. 4. [N 35, 7; N 35, 15, monogr.]
II-2
|
25686 |
moutschop |
gerstschup:
gę̄ššø̜p (Q020p Sittard),
moutschup:
mǫwtšø̜p (Q020p Sittard)
|
De holle, houten schop met een lange steel die wordt gehanteerd om het kiemende graan te keren. In L 210 wordt de schop ook op de eest gebruik. Zie afb. 2. [N 35, 22; N 35, 11; monogr.]
II-2
|
25698 |
moutzolder, vooreest |
eesthuis:
ę̄štǝš (Q020p Sittard)
|
De plaats waar de gekiemde gerst door de wind wordt gedroogd. De invullers uit L 210 en Q 95 merken hierbij op dat dit gebeurt op de bovenste eest, terwijl het "eesten" in de onderste eest geschiedt. Volgens Claessen (pag. 2. 8) bestaat de droogoven uit twee of drie ruimten boven elkaar, waarbij de bovenste eest, de vooreest, als (vóór)droogruimte gebruikt wordt omdat daar de temperatuur het laagst is. Ook de zegsman uit Q 99 vermeldt dat het vooreesten op de eerste verdieping gebeurt. In P 180 droogt men de gerst met warme wind. Zie ook de semantische toelichtingen bij de lemmata ''drogen, vooreesten'', ''eesten'' en ''eest''. [N 35, 4; S 8; monogr.]
II-2
|
18264 |
mouw |
hazesprong:
hāzǝšprøŋk (Q020p Sittard),
mouw:
moe (Q020p Sittard),
mōē (Q020p Sittard)
|
Gezwel, met name een vochtophoping, aan de achterzijde van het spronggewricht. Bij een jong paard kan een overvuld kniegewricht wel eens van voorbijgaande aard zijn, maar meestal is het een ernstige aandoening waarbij geen verbetering optreedt. Zie afbeelding 16. [A 48A, 54e; N 8, 32.10, 32.11, 90g, 90h, 90i en 90j; monogr.] || mouw [SGV (1914)]
I-9, III-1-3
|
18325 |
mouwschort |
mouwenscholk:
moeesjolk (Q020p Sittard),
moeweschjolk (Q020p Sittard),
schort met mouwen
moewesjolk (Q020p Sittard),
scholk met mouwen:
sjolk} mit moewe (Q020p Sittard)
|
schort met mouwen [N 24 (1964)] || zijn er verschillende namen voor verschillende soorten van deze kledingstukken ? [DC 15 (1947)]
III-1-3
|