e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Sittard

Overzicht

Gevonden: 6601
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
bengelen bengelen: bengele (Sittard) Bengelen: heen en weer slingeren (bammelen, bommelen, bengelen). [N 84 (1981)] III-1-2
benieuwen benieuwen: benuue (Sittard), zich wonderen: wónjere (Sittard) benieuwen || zijn nieuwsgierigheid wekken [wonderen, wonder doen, benieuwen] [N 85 (1981)] III-1-4
bepaalde hoeveelheid guts (water): gótsj (Sittard), gutsje (water): (zie gótsj).  gutsjke (Sittard), knapje: (zie: knap).  knepke (Sittard), knode (brood): knao (Sittard), kwak: kwak (Sittard), troep: trop (Sittard), zooi: zooi (Sittard) een aantal bij elkaar staande voorwerpen [trobbel] [N 91 (1982)] || een bepaalde hoeveelheid [meuk, zooi, spat, stauw, stoot, slof, stuiken, slodder, schoot] [N 91 (1982)] || een onbepaalde hoeveelheid [kwakkel, kwak] [N 91 (1982)] || hoeveelheid || hoeveelheid, eine knao brood || scheut water III-4-4
bepleisteren beklenen: bǝklē̜nǝ (Sittard), met leem aansmeren: met lęjm āšmērǝ (Sittard) De gevlochten vulling van een vak of wand met leemspecie bestrijken. In L 320a gebeurde het 'bezetten' met leem, kalk en haren die door de kapper bijeengespaard waren. Het aanbrengen van de leem werd in Q 121 door de 'leemklener' ('lēmklęǝnǝr') gedaan, in Q 96a en Q 96c door de 'plakker' ('pl'kǝr'). Zie voor het woordtype '(be)klenen' ook RhWb IV, kol. 705 s.v. 'klennen ii': ø̄Lehm in die Gefachwand schmieren, plästern.ø̄ Het woordtype 'spervelen' (Q 30) is een afleiding van het woord 'spervel', de benaming voor een rechthoekig plankje met aan de onderzijde een handvat dat wordt gebruikt bij het bepleisteren van muren. Zie ook het lemma 'Speciebord'. [S 21; L 1a-m; N 4A, 53h; N F, 56d; N 31, 45c; monogr.] II-9
beredderen beredderen: beredderen (Sittard), in orde houden: in oarde haauwte (Sittard) beredderen [SGV (1914)] || zaken in orde brengen, zorgen dat iets goed loopt [betimperen, betrekken, kwijten, beredderen] [N 85 (1981)] III-1-4
beregende steen beregende steen: bǝrē̜.gǝndǝ štęjn (Sittard) Vormelingen waar het tijdens het drogen op de baan op geregend heeft. Daardoor ontstaan er putjes in de klei, hetgeen in het gunstigste geval stenen van mindere kwaliteit opleverde. [monogr.] II-8
bereide klei leem: lęjm (Sittard) In Q 121 werd de klei met de hak bewerkt tot hij goed kneedbaar was. Men zei dan de klei teeg (tsi\x) was. [monogr.] II-8
bergtop kruin: de kruun (Sittard), top: den tóp (Sittard), (tuppe, tupke).  tup (Sittard), topje: töpkə (Sittard) top van een berg [spits, piek] [N 81 (1980)] || top, tip III-4-4
bergx bergen (mv.): mv.!  bérrəch (Sittard) berg (bergen) [RND] III-4-4
bericht bericht: bericht (Sittard) een mondeling of schriftelijk overgebrachte mededeling, inlichting [tijding, ting, weet, bericht] [N 87 (1981)] III-3-1