17950 |
beweeglijk rondlopen |
bijzen:
Als opgejaagde koeien.
bisse (Q020p Sittard)
|
lopen: beweeglijk rondlopen [ritse, kwinkeleere] [N 10 (1961)]
III-1-2
|
19239 |
bewerkelijk werk |
puzzlewerk:
peuzel-werk (Q020p Sittard)
|
niet eenvoudig wat de bewerking betreft, veel tijd eisend [ruizig] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
25573 |
bewerken van het deeg op de werktafel |
doorslaan:
dōršlǭn (Q020p Sittard),
platkloppen:
platklopǝ (Q020p Sittard)
|
De vraagstelling van N 29, 30b was: Welke bewerking ondergaat het deeg hier (op de werktafel): 1. platkloppen. 2. droogwerken. 3. doorslaan, 4. nog andere bewerkingen? Deze vraagstelling heeft de informanten toch wel problemen bezorgd bij de invulling. Woordtypen uit groep 4 en uit groep 1, 2 en 3 die per se iets anders aanduiden dan "platkloppen", "droogwerken" en "doorslaan", zijn naar de desbetreffende lemmata overgebracht. In dit lemma zijn vooral de synoniemen van ..platkloppen", "droogwerken" en "doorslaan" verwerkt. De voorrijs wordt beëindigd door de doorslag. Wanneer het deeg in de trog ligt, wordt het met de hand in stukken verdeeld, die gevouwen en gekneed worden, zodat het grootste gedeelte van het gevormde koolzuurgas en de gevormde alcohol eruit verwijderd worden (Schoep blz. 97). Door de doorslag wordt echter ook de kleefstof weer in aanraking ge-bracht met nieuw, ongebonden water, waardoor de nazwelling van de kleefstof bevorderd wordt. Hierdoor wordt het deeg droger (Schoep blz. 98). [N 29, 30b; N 29, 34; monogr.]
II-1
|
23560 |
bewieroken |
wieroken:
wieroake (Q020p Sittard)
|
Wieroken, bewieroken [wiereke?]. [N 96B (1989)]
III-3-3
|
25231 |
bewolking |
betrokken weer:
betrokken wear (Q020p Sittard),
bewolking:
bewolking (Q020p Sittard),
erg bewolkt:
erg bewolk (Q020p Sittard),
lucht:
loch (Q020p Sittard)
|
bewolking, zwerk, wolkendek [schoft] [N 22 (1963)]
III-4-4
|
18839 |
bezadigd |
bezadigd:
ook materiaal znd 21, 18
bezaedigde minsch (Q020p Sittard),
gemoedereerd:
gemodereerd (Q020p Sittard)
|
bezadigd [ZND 01 (1922)] || zeer kalm [bezadigd, bedaard, gemoedereerd] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
19613 |
bezem |
bezem:
bessem (Q020p Sittard),
beͅsəm (Q020p Sittard),
bɛsəm (Q020p Sittard, ...
Q020p Sittard,
Q020p Sittard),
keerbezem:
kēͅrbɛsəm (Q020p Sittard),
stalbezem:
Zie tekening: a (links)
sjtalbessum (Q020p Sittard)
|
bezem [RND], [SGV (1914)], [ZND 01 (1922)], [ZND 21 (1936)] || bezem (soorten) [DC 15 (1947)]
III-2-1
|
19729 |
bezemsteel |
bezemstek:
bessemsjtek (Q020p Sittard),
bɛsəmštɛk (Q020p Sittard),
Ich wiet noe, wie de bèssem in de sjteel zit: nu weet ik er het fijne van loat? m mer ns op ne bèssem pisse: wordt gezecht als iemand zich spinnijdig maakt Noe sjtaeke ver de bèssem oet: als men ongewenst gezelschap kwijtraakt
bɛsəmštɛk (Q020p Sittard),
steel:
štēl (Q020p Sittard)
|
bezemsteel [RND] || bezemstok
III-2-1
|
19302 |
bezig |
bezig:
bezig (Q020p Sittard)
|
werkzaam aan of met iets bezig zijn [bezig, onledig, ollig, doende, gesteld [zijn aan]] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
21299 |
bezoek |
bezoek:
bezuik (Q020p Sittard, ...
Q020p Sittard)
|
bezoek [SGV (1914)] || de personen die op bezoek komen [bezoek, visite, volk] [N 87 (1981)]
III-3-1
|