20687 |
schijf braadspek |
braai:
braoj (Q020p Sittard),
@ Bräöke sjpk is neit teväöl veur te gaon van hie bës Gäöl: prestatie en voeding moeten met elkaar overeenstemmen
brao (Q020p Sittard),
braai spek:
braò sjpek (Q020p Sittard),
gebakken spek:
gebakken schpek (Q020p Sittard),
spekbraai:
sjpekbrao (Q020p Sittard),
špɛk˂brōͅ (Q020p Sittard)
|
braadstuk van spek, ham etc. || plak of stuk gebraden spek || Stuk gebraden spek (spekbraoj, braoj?) [N 16 (1962)]
III-2-3
|
21891 |
schikken (wbd) |
schipperen:
sjippere (Q020p Sittard)
|
met elkaar tot overeenstemming komen bij een erfenis [schevelen, belen] [N 89 (1982)]
III-3-1
|
33496 |
schil van een vrucht |
schil:
sjil (Q020p Sittard),
sjèl (Q020p Sittard),
ideosyncr.
sjel (Q020p Sittard),
sjèl (Q020p Sittard)
|
De zachte huid van een vrucht (schil, schel, pel). [N 82 (1981)] || schil [SGV (1914)]
I-7
|
30569 |
schilder |
schilder:
šeldǝr (Q020p Sittard)
|
Iemand die van schilderen zijn beroep maakt. Bij het 'technisch schilderen', het bedekken van oppervlakten met verf ter conservering en kleurgeving, onderscheidt men de huis-, decoratie- en rijtuigschilder. In L 210 plaatste de huisschilder bij de bouw van een nieuw huis ook de ruiten. [Wi 51; L 44, 21b; N 67, 98a; monogr.]
II-9
|
30702 |
schilderen, verven |
verven:
vɛrvǝ (Q020p Sittard)
|
Het oppervlak van voorwerpen ter conservering en kleurgeving bedekken met verf. [S 39; N 67, 64a; monogr.]
II-9
|
19765 |
schilderij |
schild:
sjiltj (Q020p Sittard, ...
Q020p Sittard),
schilderij:
ein sjoon sjilderie (Q020p Sittard),
sjilderie (Q020p Sittard, ...
Q020p Sittard),
Karte 38.
schilderij (Q020p Sittard)
|
1. Schilderij. || Gemälde. || schilderij [SGV (1914)] || Schilderij. || schoone [een ~ schilderij] [SGV (1914)]
III-2-1, III-3-2
|
25070 |
schilfer |
schilfer:
sjilfer (Q020p Sittard)
|
een dun, afgebroken of loslatend blaadje van een harde of droge stof, bijv. gezegd van kalk of roest [bluster, vel, schilver] [N 91 (1982)]
III-4-4
|
19777 |
schilmes, aardappelmesje |
aardappelsmesje:
ēͅrpəlsmɛtskə (Q020p Sittard)
|
aardappelmesje
III-2-1
|
19532 |
schilmesje, aardappelmesje |
aardappelenmetsje:
aerpelmetske (Q020p Sittard),
aardappelmetsje:
eerdeppelmetske (Q020p Sittard),
aardappelsmetsje:
aerpelsmetske (Q020p Sittard),
éérpelsmétske (Q020p Sittard)
|
mes waarmee aardappelen worden geschild [N 20 (zj)]
III-2-1
|
21086 |
schimmel |
schimmel:
šømǝl (Q020p Sittard)
|
Paard met een geheel of overheersend witte of grijsachtige vacht. Naarmate de leeftijd vordert, neemt het wit toe; schimmels worden niet geboren, ze ontstaan mettertijd. De vosschimmel is wit met rode of bruinachtige vlekken. [JG 1a, 1b; N 8, 63a en 63b; S 31]
I-9
|