21176 |
sluismeester |
sluismeester:
sjloesmeister (Q020p Sittard)
|
de persoon die belast is met het toezicht op en het gebruik van een sluis, vooral van schutsluizen (sasmeester, sluismeester, sasser, sassenier) [N 90 (1982)]
III-3-1
|
24943 |
sluiten (van grond) |
verstenen:
vərsteinə (Q020p Sittard)
|
hard worden, gezegd van aarde [vervloeren, sluiten] [N 81 (1980)]
III-4-4
|
18542 |
sluitklep |
boksenklep:
bókseklep (Q020p Sittard),
boksenslag:
bokseslaag (Q020p Sittard)
|
klep van een broek met sluitklep aan de voorkant [bokseslaag, presenteerblad] [N 23 (1964)] || klep van ouderwetse klepbroek
III-1-3
|
32543 |
sluitmand |
sluitkorf:
šlū.tkø̜.rf (Q020p Sittard),
sluitmand:
šlū.tmanj (Q020p Sittard),
sluitmandel:
šlū.tmanjǝl (Q020p Sittard)
|
In het algemeen een uit wissen gevlochten mand met een deksel. [N 40, 109; monogr.]
II-12
|
33460 |
sluitpin onder aan een poortvleugel |
schoude:
šǫu̯ (Q020p Sittard)
|
Een poortvleugel kan aan de onderzijde gesloten worden door een korte metalen stang of pin te laten zakken in een gat in de drempel. Aan de bovenzijde is meestal een ring of haak waardoor de stang in de hoogste stand kan blijven hangen aan een pin als de poortvleugel geopend wordt. [N 4A, 47c]
I-6
|
20168 |
sluitspeld |
knipspang:
knïpspang (Q020p Sittard)
|
sluitspeld; speld waarvan de punt wordt vastgezet in een dopje of haakje zodat men zich daaraan niet kan bezeren, voor de luier [toespeld, knipspeld, bakelspeld] [N 86 (1981)]
III-2-2
|
33459 |
sluitstang boven aan een poortvleugel |
schoude:
šǫu̯ (Q020p Sittard)
|
Een poortvleugel kan aan de bovenzijde gesloten worden door een korte metalen stang omhoog te duwen in een gat in het kozijn. De stang heeft aan de onderzijde vaak een handvat dat met de stang gedraaid kan worden achter een pin of in een gleuf om te voorkomen dat de stang zakt. Meestal wordt slechts één van de beide poortvleugels zo gesloten. [N 4A, 47b]
I-6
|
20491 |
slurpen |
lepsen:
lepsje (Q020p Sittard),
slobberen:
sjlóbbere (Q020p Sittard, ...
Q020p Sittard),
slurpen:
sjlurpe (Q020p Sittard),
sjlurpə (Q020p Sittard, ...
Q020p Sittard),
sjlŭrpe (Q020p Sittard)
|
hoorbaar drinken || slobberen || slorpen [SGV (1914)] || slurpen; Hoe noemt U: Drank of vloeibaar voedsel hoorbaar opzuigen (slorpen, slurpen, slierpen, lerpen, lerwen, zabberen, slobberen) [N 80 (1980)]
III-2-3
|
19364 |
sluwe persoon |
geslepen vos:
’ne gesjleepe vos (Q020p Sittard)
|
een sluwe vos
III-1-4
|
17741 |
smaak |
smaak:
bedòrve sjmaak (Q020p Sittard),
sjmaak (Q020p Sittard, ...
Q020p Sittard,
Q020p Sittard,
Q020p Sittard),
smaakje:
sjmaekske (Q020p Sittard)
|
smaak: het spek heeft een ranzige smaak [N 10 (1961)] || smaak: mijn smaak is bedorven door die rotte appel [N 10 (1961)]
III-1-1
|