e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Sittard

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
uitvlucht uitvlucht: oetvluch (Sittard) wat men aanvoert om iets niet te hoeven doen [uitvlucht, uitvluchtsel, uitmaak, uitmaaksel, flauws, zoeking] [N 85 (1981)] III-1-4
uitvoerder baas: bās (Sittard), uitvoerder: ūt˲vø̄rdǝr (Sittard), voorman: vø̄rmanǝ (Sittard) Persoon die in dienst van een aannemer of ambachtsman de leiding heeft over de uitvoering van een werk. [N 30, 3d; N 30, 3e; monogr.] II-9
uitwerpselen van koeien flat: flat (Sittard), flater: flātǝr (Sittard), koeflater: kou̯flātǝr (Sittard) [N M, 8a; A 9, 24a; JG 1a, 1b; N 11A, 40a; monogr.; add. uit N 5A (I] I-11
uitzetplanken beschot: bǝšǫt (Sittard), planken: plɛŋk (Sittard) De planken die men gebruikt bij het uitzetten van een te bouwen huis. De uitzetplanken worden horizontaal tegen de piketten gespijkerd. In Q 111 werkte men bij het uitzetten niet met planken, maar met een koord. [N 30, 24c] II-9
uitzeven van de zemelen builen: bȳǝlǝ (Sittard), zeven: zēvǝ (Sittard) Het verwijderen van de fijngemaakte hulzen uit het meel. Een eventueel object "meel" is niet gedocumenteerd [N 29, 13b; monogr.; N 29, 15c add.] II-1
unster ponder: punjer (Sittard) unster (balans) [SGV (1914)] III-3-1
urine pis: pis (Sittard, ... ), zeik: zęi̯k (Sittard) urine van een mens [N 38 (1971)] || Vloeibare ontlasting van vee. [N 38, 18d; JG 1a, 1b; monogr.] I-11, III-1-1
urineren pissen: pisse (Sittard, ... ), zeiken: zęi̯kǝ (Sittard) urineren van een mens [N 38 (1971)] || Vloeibare ontlasting hebben, gezegd van vee. [N 38, 18b; JG 1a, 1b; monogr.] I-11, III-1-1
vaan, maat van 4 à 5 liter bier vaan: (vaane-vaenke).  vaan (Sittard) oude biermaat van vier kan of vijf liter III-4-4
vaandel drapeau (fr.): t Zoeplépke"of het vaandel van de Sittardse schutterij was blauw en wit geblokt, waarin een rond gouden veld, waarop een kroon met drie fleurons en zwart slangenkruis.  drappoo (Sittard), vaan: vaan (Sittard, ... ) De aan de stok gedragen doek met de kleuren of emblemen van een vereniging of gilde [vaandel, vendel, vaan]. [N 88 (1982)] || Fr. drapeau, vaandel. || Vaan, vlag. || Vaandel, vlag. III-3-2