e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Sittard

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
vregelpaal vregelspil: vręi̯ǝlšpel (Sittard) In de Kempen en in het zuid-oosten van het onderzoeksgbied wordt een tweede boom voor het vastzetten van het hooi op de kar gebruikt. Deze vregelpaal is (doorgaans draaibaar) onder in de bak van de hoogkar gemonteerd en loopt door het midden van het verzwaarde dwarse sluithout, de bril. Het bindtouw werd dan om deze vregelpaal heengeslagen en daarna werd deze door middel van een stok of knuppel, de vregelstok, aangedraaid. Zie ook de toelichting bij het lemma ''vregelstok'' en afbeelding 15. De foto''s van afbeelding 15 zijn genomen in Mechelen aan de Maas (Q 9). [N 17, 14a; JG 1d, 2c; monogr.] I-3
vregelstok vregelstek: vręi̯gǝlštęk (Sittard) De stok waarmee de vregelpaal wordt aangedraaid of waarmee het bindtouw als een knevel kan worden aangespannen; zie de toelichting en de afbeelding bij het lemma ''vregelpaal''. Voor enkele opgaven is niet vast te stellen of de lange vregelpaal of de korte vregelstok is bedoeld; ze staan achterin het lemma bijeen. [N 17, 14c; JG 1d, 2c; add. uit N 17, 140; monogr.] I-3
vreugde freude (du.): vruid (Sittard), lol: lol (Sittard), plezier: plezeier (Sittard) een gevoel van blijdschap in het algemeen [plezier, lol, vreugd] [N 85 (1981)] || vreugde [SGV (1914)] III-1-4
vriend span: ei sjpan (Sittard), vriend: einen truie vrundj (Sittard), vrundj (Sittard), vrøntj (Sittard) trouwe [een ~ vriend] [SGV (1914)] || vriend [SGV (1914)] || vriend of vriendin in het algemeen [kameraad, gespan, makker] [N 85 (1981)] || vriend(in) [RND] III-3-1
vriendelijk vriendelijk: vrunjtelik (Sittard), vruntjelik (Sittard) vriendelijk || welgezind tegenover andere mensen, vriendelijk [gemeen, braaf] [N 85 (1981)] III-1-4
vriesweer gevroor: gevreur (Sittard), het vriest hel: ⁄t vrus hel (Sittard), vriesweer: vreiswaer (Sittard, ... ), vriezend (weer): vrijzend wear (Sittard) vorst, vriesweer || vriesweer || vriezend weer, koud en droog [N 22 (1963)] III-4-4
vriezenx bakken: bakke (Sittard), ⁄t bik (Sittard), vriezen: vreeze (Sittard), vreize (Sittard, ... ), vreizen (Sittard, ... ), ⁄t heat gevrouren (Sittard), ⁄t vreus (Sittard), (vroor-haet gevraore).  vreize (Sittard), t tik. t vrus sjtein oet de grondj; t vrus tössje man en vrouw; t vrus dat t kraak. t haet ein handdik gevraore. zomer: t is laf waer. t bruit, of luie, De nate sjweit brik oet. Lente: De Mei is in t zich, t vruig jaor zit dig in de kneuk, Es de Weieblômket bluie En de tekskes weir gaon gruie kump de Lente. Herfst: Es de blaar goon valle Is t tied veur boukeskouk. Dae sjmaak goud wie hie dao. Winter: Dink draon dn dobbele jas aafhaole (winterjas) s mörges eine brao sjpek in depan Es te t wëntjer keuninkske zus vrust t Ps. Over de Randwever kan ik u helaas geen gezegde geven, daar ik ofschoon 77 jaar, nooit zoo iemand gekend heb en ook niet geloof dat er een Randwever in de buurt woont.  t vrus (Sittard) vorst, het vriezen [gevreur] [N 22 (1963)] || vriezen [SGV (1914)] || vriezen [bieberen, bikken] [N 22 (1963)] III-4-4
vrijgezel jonggezel: jónkgezël (Sittard, ... ), jonkvrouw: jóngfer (Sittard), mecheltje: (= huwbaar meisje).  mechelke (Sittard), vrijgezel: vriegezël (Sittard) jonggezel || ongehuwde oudere dame || vrijgezel || vrijgezel; ongehuwde man [patriara, wicht, vrijgezel] [N 86 (1981)] III-2-2
vroedvrouw wijsvrouw: wiesvrou (Sittard) vroedvrouw III-2-2
vroegmis vroegmis: vreugmēs (Sittard), vrø.məs (Sittard), vrø.mɛs (Sittard) De vroegmis [vreugmès, vreumes, vroemes?]. [N 96B (1989)] || vroegmis [RND] III-3-3