21301 |
boer |
boer:
bōēr (Q020p Sittard),
būr (Q020p Sittard),
de boer woont op ein boerderie (Q020p Sittard),
deze boer (Q020p Sittard),
dê boer (Q020p Sittard),
groote boerderij
de boer woont op ein hoaf (Q020p Sittard)
|
boer [SGV (1914)] || deze [~ boer] [SGV (1914)] || die [~ boer] [SGV (1914)] || Vertaal in het dialect en vul aan: De boer woont op een ... (Fr. ferme geef de verschillende namen voor grote en kleine bedrijven, indien er bestaan. [ZND 22 (1936)] || Waar de aangegeven meervoudsvorm afwijkt van de regelmatige -ǝ(n) achtervoeging, is dat hier opgenomen. Op kaart 5 zijn de verspreidingsgebieden van de Nederlandse afleidingen labeurder "boer" en labeuren "boeren" en "hard werken" van het Franse labeur aangegeven. [N 5A, 95b; A 3, 37; A 16, 22; A 20, 1b; L 1, a-m; L 4, 37; L 14, 6; S 4 en 6; Wi 15; monogr.]
I-6, III-3-1
|
22604 |
boer in het kaartspel |
boer:
boer (Q020p Sittard),
klavere boer (Q020p Sittard),
Klaaverenaos, -keuning, -dam, -boer: klaveraas, -koning, -vrouw, -boer enz.
boer (Q020p Sittard),
Sjöppenaos, -keuning, -dam of -boer: Schoppenaas, -heer, -dame, -boer.
boer (Q020p Sittard),
Sub hartenaos v/m, -keuning, -dam, -boer: hartenaas, -koning, -vrouw, -boer.
boer (Q020p Sittard)
|
[Boer in het kaartspel]. || En hoe [noemt u van het kaarspel] de [verschillende] plaatjes? - IV. Boer. [DC 52 (1977)] || klaveren boer [SGV (1914)]
III-3-2
|
33316 |
boerderij, algemeen |
bedrijf:
bǝdrīf (Q020p Sittard),
boerderij:
burdǝrii̯ (Q020p Sittard),
boerenbedrijf:
burǝbǝdrīf (Q020p Sittard),
goedje:
gø̜i̯tjǝ (Q020p Sittard),
hof:
hǭf (Q020p Sittard)
|
Het gehele complex, alle opstallen te samen genomen. De oorspronkelijke betekenis van hof is "binnenhof, omheinde ruimte"; hier is sprake van ellips uit hofstede, "hoeve". Onder bedrijf is de specifieke betekenis van "boerenbedrijf" te verstaan; het algemene gedoen heeft ook diezelfde specifieke betekenis. De betekenis van labeur en labeuring is hier het gehele complex van het boerenbedrijf, vaak met de bijbetekenis van "waar zwaar werk wordt gedaan"; vergelijk de lemma''s "boeren" (1.1.8) en "werken op de boerderij" (1.3.10). Vele benamingen die voor de boerderij in het algemeen zijn opgegeven, zoals winning en hof, komen ook terug onder de specifieke boerderijnamen, zoals "eigen hoeve" en "pachthoeve". De geografische uitgebreidheden van deze termen verschillen van begrip tot begrip. Zie de betrokken lemmata van deze paragraaf. Staai is oorspronkelijk de benaming van een bepaalde boerderij bij het veer in Wanssum; de benaming correspondeert aan stade, een afleiding van staan. Bij schans wordt aangetekend: "hoeve met water rondom"; bij kraam: $$speciale betekenis$$ "boerderij". Munkhof correspondeert met monnikhof, te verstaan als "abdijhoeve". Kaart 1 is een verzamelkaart; ook de samenstellingen met hof,geleg, plaats en winning van het lemma "grote boerderij" (1.1.2) zijn erin ondergebracht. [A 10, 2a; A 11, 4; L 1, a-m; L 12, 1; L 22, 1; L 38, 20 en 22; S 4; Wi 4; monogr.; add. uit N 5A, 95; L 37, 11a]
I-6
|
33322 |
boeren |
boeren:
būrǝ (Q020p Sittard),
labeuren:
labø̜̄rǝ (Q020p Sittard)
|
Het uitoefenen van het boerenbedrijf; voor de opgaven labeuren doorgaans met de speciale connotatie van zware lichamelijke arbeid. Andere bijzonderheden zijn bij de opgaven zelf vermeld. Voor Q 20, 101, 113 en 253 is aangetekend dat uitspannen (ūtɛ̄panǝ) wordt gebruikt voor het "ophouden met boeren"; in Q 101 wordt bovendien voor "beginnen met boeren" de term zich aanspannen (zix ānɛ̄panǝ) opgegeven. Zie ook kaart 5. [L 37, 11c; monogr.; add. uit N 5A, 95a]
I-6
|
24731 |
boerenjasmijn |
jasmijn:
ideosyncr.
jasmijn (Q020p Sittard)
|
Jasmijn, een heester met witte, welriekende bloemen (jasmijn, zezemien). [N 82 (1981)]
III-4-3
|
20681 |
boerenkool |
boerenkool:
beurekeul (Q020p Sittard),
boerekeul (Q020p Sittard),
boerenmoes:
boere mous (Q020p Sittard),
boeremaos (Q020p Sittard),
boeremous (Q020p Sittard),
kool:
keul (Q020p Sittard, ...
Q020p Sittard,
Q020p Sittard),
Dem zoste neit oet de keul jaage: dat is een onnozele hals Ich laot mich neit oette keul lokke: ik laat me niet uitvragen
keul (Q020p Sittard),
moes:
mous (Q020p Sittard),
mouws (Q020p Sittard)
|
[N Q (1966)]Boerenkool (boeremoes?) [N 16 (1962)] || boerenkool als gerecht [N Q (1966)] || krul- of boerenkool
I-7, III-2-3
|
20682 |
boerenkoolstamppot |
koolmoes:
keulmous (Q020p Sittard),
stamppot:
sjtamppot (Q020p Sittard)
|
boerenkool als gerecht [N Q (1966)] || Stamppot van aardappelen en boerenkool [N 16 (1962)]
III-2-3
|
20728 |
boerenvlaai |
karrenrad:
karreraad (Q020p Sittard),
vla:
vla (Q020p Sittard)
|
Grote boerenvla (vlaam?) [N 16 (1962)]
III-2-3
|
24861 |
boerenwormkruid |
reinvaart:
aanhangsel N92 voor Sittard
reinvaart (Q020p Sittard),
idiosyncr. boerenwormkruid
reinvaart (Q020p Sittard, ...
Q020p Sittard),
tanacetum vilgare
reinvaart (Q020p Sittard),
reinvaren:
reinvaren (Q020p Sittard),
wormzaad:
wórmzaot (Q020p Sittard)
|
boerenwormkruid [N 92 (1982)], [N 92 (1982)] || boerenwormkruidzaad || Tanacetum vulgare L. Een algemeen voorkomende 60 tot 120 cm hoge plant in akkerranden, wegbermen en op stortplaatsen met veervormig samengestelde bladeren, die fijn ingesneden zijn. De kleine ronde knalgele bloempjes, die knopvormig zijn, groeien in een schermvormige tuil en bloeien van juli tot de herfst. De plant is een oud medicinaal kruid en maakt een vast onderdeel uit van de kruidwis. Het maken van een kruidwis is een zeer oud, voorchristelijk (later gekerstend, kruidwissen worden soms nog op 15 augustus gewijd) gebruik waarbij wilde kruiden worden samengebonden en opgehangen in hius of in de stal om onheil, ziekten, bliksem e.d. af te weren. Het kruid is nauw verwant aan het moederkruid, vandaar de typen met mater; het werd veel gebruikt tegen wormen, vandaar de typen met worm-. Zie Verdingh 1987, 5 en Claes 1990. [A 60A, 80; monogr.]
I-5, III-4-3
|
24123 |
boerenzwaluw, zwaluw |
zwalber:
sjwalber (Q020p Sittard),
zwarbel:
sjwarbel (Q020p Sittard, ...
Q020p Sittard,
Q020p Sittard,
Q020p Sittard),
žwarbələ (Q020p Sittard)
|
boerenzwaluw (19 roodachtig keeltje; zeer puntige vorkstaart; nest van klei en sprietjes binnenin een schuur [N 09 (1961)] || zwaluw [SGV (1914)] || zwaluw (mv.) [RND]
III-4-1
|