21616 |
waarde van 6 stuiver - zes cent |
groschen (du.):
Opm. toegift (zie aan het eind v.d. vragenlijst).
ene grosje (Q020p Sittard)
|
6 cent [N 21 (1963)]
III-3-1
|
18860 |
waarderen |
waarderen:
waardeieren (Q020p Sittard)
|
op de juiste of op hoge waarde schatten, op prijs stellen [waarderen, tellen] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
21457 |
waarschuwen |
spoezen:
sjpoeze (Q020p Sittard),
waarschuwen:
waarsjouwe (Q020p Sittard, ...
Q020p Sittard)
|
het geluid dat vogels maken wanneer men te dicht bij hun nest komt (kijven) [N 83 (1981)] || waarschuwen [SGV (1914)]
III-3-1, III-4-1
|
21589 |
wacht |
wacht:
wach (Q020p Sittard)
|
de taak om de kazerne te bewaken [vigilantie, wacht, faction] [N 90 (1982)]
III-3-1
|
20440 |
wachthouden bij een dode |
waken:
wake (Q020p Sittard)
|
wachthouden bij een dode [waken] [N 87 (1981)]
III-2-2
|
17952 |
waden |
baden:
baa (Q020p Sittard),
pletseren:
pletsjere (Q020p Sittard)
|
waden: door het water baden [waoje, baoje, baaje] [N 10 (1961)]
III-1-2
|
20740 |
wafel |
wafel:
waffel (Q020p Sittard, ...
Q020p Sittard,
Q020p Sittard,
Q020p Sittard,
Q020p Sittard,
Q020p Sittard),
waffele (Q020p Sittard)
|
wafel || Wafel [N 16 (1962)] || wafel [SGV (1914)] || wafels [SGV (1914)]
III-2-3
|
19814 |
wafelijzer |
wafelenijzer:
waffeleniezer (Q020p Sittard)
|
wafelijzer
III-2-1
|
34562 |
wagen |
wagen:
wāgǝ (Q020p Sittard)
|
Algemene benaming voor een voertuig op vier wielen met een dissel, waarmee men over het algemeen grote lasten vervoerde. Soms werd de wagen ook voor personenvervoer gebruikt. Meestal werden er twee of vier paarden voor gespannen. In de jaren na de tweede wereldoorlog werden de houten wielen geleidelijk aan vervangen door exemplaren met luchtbanden. Wagens komen over het algemeen minder vaak voor dan karren. In Haspengouw neemt de frequentie van de wagen als landbouwvoertuig af van zuid naar noord. Dit heeft te maken met het feit dat in de streek waar de landbouwgrond zwaarder is, de wagen meer in gebruik is. In de Kempen en de Maasvallei komt de wagen niet voor als landbouwvoertuig, maar kent men ze wel als bijvoorbeeld voertuig van de brouwer. In de streken waar de wagens pas in het midden van deze eeuw opgang maakten, kende men ze slechts met luchtbanden. [N 17, 4; N G, 51; JG 1a; JG 1b; JG 1d; Wi 4; L 27, 65; monogr.]
I-13
|
32188 |
wagenmaker |
karrenmaker:
karǝmē̜kǝr (Q020p Sittard),
ramaker:
rāmē̜.kǝr (Q020p Sittard)
|
De algemene benaming voor de vakman die karren, wagens en wielen vervaardigt en herstelt. Het woord stelmaker was ook bekend bij de respondenten uit Tegelen (L 270), Weert (L 289), Neer (L 294), Montfort (L 382), Limbricht (L 434), Genhout (Q 19b), Doenrade (Q 27), Oirsbeek (Q 33), Maastricht (Q 95) en Klimmen (Q 111). Het werd in de dialecten van die plaatsen echter niet gebruikt. Sommige zegslieden merkten ervan op dat het woord alleen in het zuiden van Nederlands-Limburg in plaatsen langs de Duitse grens gebruikelijk was. Reparaties aan de houten onderdelen van karren en wagens konden niet alleen door de wagenmaker, maar ook door de timmerman/schrijnwerker worden uitgevoerd. Zegslieden uit de volgende plaatsen gaven dit antwoord: Nederweert (L 288), Helden (L 291), Heythuysen (L 292), Bocholt (L 317), Horn (L 325), Bree (L 360), Gerdingen (L 360a), Gruitrode (L 366), Kessenich (L 370), Maasbracht (L 377), Montfort (L 382), Meeswijk (L 424), Stein (Q 15), Geleen (Q 21), Schinnen ( 32), Nuth (Q 36), Amby (Q 102), Berg en Terblijt (Q 103), Margraten (Q 192) en Vijlen (Q 208). Defecte metalen onderdelen van karren en wagens werden doorgaans door de plaatselijke smid hersteld. Dit was het geval in: Blerick (L 269), Houtblerick (L 269a), Tegelen (L 270), Venlo (L 271), Helden (L 291), Heythuysen (L 292), Urmond (Q 14), Stein (Q 15), Schinveld (Q 30), Brunssum (Q 35), Maastricht (Q 95), Sibbe (Q 101a), Amby (Q 102) en Wittem (Q 204). In Waubach (Q 117a) werd dit werk door een bankwerker gedaan. Die noemde men schlosser (šlø̜sǝr). Zie ook het lemma ɛkoudsmidɛ in wld II.11, pag. 2.' [N G, 1a; N G, 2; Lu 5, 18a-b; A 27, 18a-b; RND 77; L 34, 18; monogr.]
II-12
|