| 20496 |
zich verslikken |
verslikken:
versjlikke (Q020p Sittard),
zich verslikken:
zich versjlikke (Q020p Sittard)
|
Hoe noemt U: In de slokdarm blijven steken, gezegd van een hap voedsel (kroppen) [N 80 (1980)]
III-2-3
|
| 18819 |
zich vervelen |
de draai niet krijgen:
hae krig den dree neit (Q020p Sittard),
lastig zijn:
lèstig zeen (Q020p Sittard),
zich vervelen:
vervaele, zich (Q020p Sittard)
|
de toestand waarin men zich verveelt [verveling, vernooi, verlei] [N 85 (1981)] || niet weten wat te doen en daardoor onaangenaam gestemd zijn [moe worden, ruiteren, zich vervelen] [N 85 (1981)] || zich vervelen
III-1-4
|
| 18842 |
zich verwonderen |
verwonderen:
verwónjere (Q020p Sittard)
|
vreemd toekijken [verwonderen, wonder geven, bewonderen] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
| 33038 |
zicht |
zicht:
zex (Q020p Sittard)
|
Korte zeis die met één hand gehanteerd wordt en gebruikt wordt voor het maaien van rogge, tarwe, haver, gerst, enzovoorts. Zie de algemene toelichting bij paragraaf 4.2 over het maaien en afbeelding 5. Op de semasiologische kaart 30 zijn de gebieden met pik in de betekenis "zicht" van kaart 29 en met pik in de betekenis "mathaak" van kaart 33 bijeengezet. [N 18, 70; JG 1a, 1b, 2c; Goossens 1963, krt. 28; A 14, 7; A 23, 16.2; L 45, 7; Gwn 7, 4; div.; monogr.; add. uit N 11, 88; N 14, 131; N 15, 16a; N 18, 71; A 4, 28; A 14, 10; L 20, 28; L 42, 46; L 48, 34; Lu 1, 16.2 ; Lu 2, 34.2; Wi 51]
I-4
|
| 17975 |
ziek |
krank (du.):
krank (Q020p Sittard)
|
ziek [SGV (1914)]
III-1-2
|
| 17977 |
ziekelijk |
krankelijk:
krèngkelik (Q020p Sittard)
|
Ziekelijk: telkens ziek (ziekelijk, ongans, lelijk, zuchtig). [N 84 (1981)]
III-1-2
|
| 18155 |
ziekenhuis |
hospitaal:
hospitaal (Q020p Sittard)
|
Ziekenhuis: inrichting voor het verplegen van zieken (hospitaal, gasthuis). [N 84 (1981)]
III-1-2
|
| 17980 |
ziekte |
krankheid:
krankheit (Q020p Sittard),
krankte:
n kraenkde (Q020p Sittard)
|
ziekte [SGV (1914)] || ziekte onder de leden hebben [N 10 (1961)]
III-1-2
|
| 23338 |
ziel |
ziel:
zēēl (Q020p Sittard)
|
ziel [SGV (1914)]
III-3-3
|
| 17783 |
zien, kijken |
kijken:
kieke (Q020p Sittard),
zien:
zēēn (Q020p Sittard),
zēn (Q020p Sittard)
|
kijken [SGV (1914)] || zien [RND], [SGV (1914)]
III-1-1
|