18423 |
broekspijp |
boksenpijp:
boksepiep (Q020p Sittard, ...
Q020p Sittard,
Q020p Sittard),
bóksepiep (Q020p Sittard),
bokspijp:
bokspiepe (Q020p Sittard)
|
broekspijp || pijpen van een broek [bokspijpe, broeksepejpe] [N 23 (1964)]
III-1-3
|
18309 |
broeksriem |
boksenriem:
boksereim (Q020p Sittard, ...
Q020p Sittard),
bóksereim (Q020p Sittard),
buikriem:
(boek)reim (Q020p Sittard),
boekreim (Q020p Sittard),
spansriem:
sjpansreim (Q020p Sittard)
|
band of riem waarmee de broek in de taille wordt opgehouden [boekreem, boekband, boksemband] [N 23 (1964)] || broekriem
III-1-3
|
18551 |
broekzak achter |
vottasje:
vottesjke (Q020p Sittard),
vottentas:
vottetesj (Q020p Sittard, ...
Q020p Sittard),
vottentasje:
votteteske (Q020p Sittard)
|
achterzak || zak aan de achterkant van de broek [konttes, votteske] [N 23 (1964)]
III-1-3
|
18549 |
broekzak opzij |
boksentas:
boksetes (Q020p Sittard),
boksetesj (Q020p Sittard, ...
Q020p Sittard,
Q020p Sittard),
bóksetesj (Q020p Sittard)
|
broekzak || broekzak opzij [broeksebuil, boksetes, boksenbool, venget] [N 23 (1964)]
III-1-3
|
20335 |
broer |
broeder:
brouer (Q020p Sittard),
brouwer (Q020p Sittard),
broer:
brouer (Q020p Sittard),
brour (Q020p Sittard)
|
broeder [SGV (1914)] || broer [DC 03 (1934)] || broer, Waar woont je broer ook weer? [N I (1964)]
III-2-2
|
29711 |
brokje klei |
kerpje:
kɛrǝpkǝ (Q020p Sittard)
|
Brokje klei dat is achtergebleven in de hoek van een neergeslagen vorm. [N 98, 84; monogr.]
II-8
|
33900 |
brokkelhoef |
sprokvoeten:
šprǫkvø̜̄i̯t (Q020p Sittard),
weke voeten:
węi̯kǝ vø̜̄i̯t (Q020p Sittard)
|
Een hoef met wanden die zeer bros zijn en gemakkelijk afbrokkelen. In de hoornwand zijn kloven. Als het paard moet beslagen worden, is het moeilijk de ijzers goed vast te nagelen. [N 8, 90u]
I-9
|
24307 |
brommen, zoemen van een insect |
brommen:
brŭmme (Q020p Sittard)
|
brommen [SGV (1914)]
III-4-2
|
21603 |
brompot |
brompot:
brompot (Q020p Sittard)
|
Hoe heet iemand die zijn kwade luim toont met binnensmonds mompelen? [ZND 22 (1936)]
III-3-1
|
22586 |
bromtol |
huildop:
den uuldop opzette (Q020p Sittard),
uuldop (Q020p Sittard, ...
Q020p Sittard),
[NB huule: huilen]
huuldop (Q020p Sittard),
Het eigenlijke "huuldop"is i.v.m. de in het Sittards dialect zeer labiele h tot "uuldop"geworden.
uuldop (Q020p Sittard),
vgl. pag. 439: Bromtol.
den uuldop opzëtte (Q020p Sittard)
|
[Bromtol]. || Al dansende draaien, gezegd van een tol [schrankelen, hekelen, denderen, leuteren]. [N 88 (1982)] || Bromtol. || een tol op de hand laten draaien [scheppen, deinderen] [N 88 (1982)]
III-3-2
|