34623 |
met de kar rijden, iets vervoeren |
varen:
vōrǝ (Q206p Slenaken)
|
Dit lemma vormt een aanvulling van het lemma met paard en kar rijden in wld I.10. Alleen de opgaven voor de plaatsen waarvoor in WLD I.10 geen materiaal voorhanden was, zijn hier opgenomen. De kaart combineert de gegevens van beide lemmata. [N 17, 94; RND 97; monogr.]
I-13
|
29920 |
metselaar |
metselaar:
mętsǝlęr (Q206p Slenaken)
|
Ambachtsman die metselwerk verricht. Zie ook de toelichting bij de lemmata 'metselen' en 'handlanger'. [Wi 2; S 23; L 1a-m; L 17, 30; L B1, 103; RND 46; N 30, 1a; N 95, 159; monogr.; Vld]
II-9
|
24901 |
middag (s middags) |
noen:
nóón (Q206p Slenaken)
|
middag [RND]
III-4-4
|
20573 |
middagmaal |
noen, de -:
noon (Q206p Slenaken)
|
namen en uren van de dagelijkse maaltijden: 12 uur [ZND 18G (1935)]
III-2-3
|
21745 |
mikken |
mikken:
mîkə (Q206p Slenaken)
|
lonken (mikken) [RND]
III-3-2
|
17833 |
moe |
moe:
mø. (Q206p Slenaken)
|
moe [RND]
III-1-2
|
20331 |
moeder |
mam:
mam (Q206p Slenaken),
moeder:
modder (Q206p Slenaken)
|
moeder [DC 03 (1934)]
III-2-2
|
19100 |
moeite |
moeite:
meuite (Q206p Slenaken)
|
moeite; hij geeft zich moeite [DC 03]
III-1-4
|
19940 |
moer |
moer:
moor (Q206p Slenaken)
|
konijn, vrouwtje [DC 04 (1936)]
III-2-1
|
33556 |
moestuinx |
koolhof:
koͅləf (Q206p Slenaken)
|
[DC 03 (1934)]
I-7
|